Mancini (Laura Beatrice), geboren Olivia, eene uitstekende Italiaansche dichteres, geboren te Napels in 1823, legde zich met ijver toe op de Grieksche en Romeinsche letterkunde, voorts op de algemeene geschiedenis en op die der kunst in haar vaderland. Zelve beoefende zij in uren van uitspanning de schilderkunst, de muziek en de poëzij. In 1840 trad zij in het huwelijk met Mancini, een regtsgeleerde te Napels, en in 1845 verscheen haar treurspel: „Ines”. Daarop volgden het groote gedicht: „Colombo al convento della Rabida (1846)” en „Poesie varie”.
Na de gebeurtenissen van 1848 begaf zij zich met haar gezin naar Turijn, en schreef haar: „A. E. G. Gladstone un esule Napolitana (1851)” en: „l’Italia sulla tomba di Vicenzo Gioberti (1853)”. Zij onderscheidt zich door een diep gevoel, door hooge vlugt en keurigheid van vorm. In 1860 en later verheerlijkte zij in hare verzen de wedergeboorte van Italië, en overleed te Florence den 17den Julij 1869. — Haar echtgenoot, Pascale Stanislaus Mancini, was eerst hoogleeraar in de regten te Napels, nam vervolgens ijverig deel aan de gebeurtenissen van 1848, zoodat hij de wijk moest nemen, vestigde zich toen als hoogleeraar in de regten en advocaat te Turijn en stond in 1862 in het kabinet Ratazzi aan het hoofd van het departement van Onderwijs. In het Italiaansche Parlement behoorde hij tot de leiders van het linker centrum, terwijl hij thans met de portefeuille van Justitie en Eeredienst is belast.