Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Lympïie

betekenis & definitie

Lympïie is de naam van het vocht, hetwelk door bijna alle door bloedvocht altijd versch gedrenkte deelen van het dierlijk ligchaam wordt afgegeven, en door een eigen vaattoestel — het lymphevaattoestel — opgenomen wordt en in de bloedmassa terugkeert. Zjj is eene niet geheel heldere, ligt opalisérende vloeistof van eene flaauw-geelachtige kleur, welke vermoedeljjk veroorzaakt wordt door daarin zwevende ligchaampjes. Somtijds is de kleur bleek-rood, vooral van die der milt.

Versche lymphe is zonder reuk en laf van smaak, maar zij ontvangt later een zoutachtigen nasmaak. Laat men haar 10 tot 15 mi nuten staan, dan stolt zij en scheidt zich in een geleiachtigen, bleeken koek en een daarboven drijvend geelachtig vocht. Zjj reageert alkalisch en onderscheidt zich van chyl door geringer vetgehalte, alsmede door eene andere verhouding van haar eiwit en vloeistof.

De lymphatische vaten vormen een eigenaardig stelsel van buizen, bestemd om nieuwe voedingsstoffen uit het darmkanaal naar het bloed te voeren, alsook om het bloedplasma, dat buiten de vaten getreden is en niet tot voeding der weefsels dient, op te nemen en naar de algemeene vochtmassa terug te leiden. Daarom zjjn er in alle deelen, die bloedvaten bezitten, behalve in de hersenzelfstandigheid, het oog en het inwendig gehoorwerktuig. De wortels der lymphatische vaten zjjn moejjeljjk na te speuren, behalve in de darm vlokken. Die vaten hebben, evenals de bloedvaten, 3 verschillende rokken, — één van epitheliumcellen, één van overlangsche vezels en één van overlangsche bindweefselbundels. De lymphatische vaten zijn voorts voorzien van talrijke klapvliezen. Zij hebben ook voedende vaten, terwjjl men er tot nu toe nog geene zenuwen in ontdekt heeft.

De lymphatische Mieren worden door die vaten gevormd, doordien deze zich in talrjjke fijne takjes verdeelen, welke zich spoedig weer tot grootere vaten vereenigen, die zich naar de borstbuis spoeden. De gedaante dezer klieren is meestal eirond, zoodat zjj op boonen geljjken. De klieren komen voor onder de huid, waar men ze naar de plaats, waar zjj zich bevinden, hals-, lies- of okselklieren noemt, of ook wel in de holten des ligchaams, zooals de darmscheils- en luchtpjjpskliereu. Zulk eene klier bestaat uit chylligchaampjes en elementairkorrels, bindweefsel, bloedvaten en lymphatische vaten.

< >