Lublin of Ljublin, de hoofdstad van een evenzoo genoemd Poolsch gouvernement, dat op 563 geogr. mijl ruim 707000 zielen telt, ligt aan de Bistrzyca op eene hoogte in een vruchtbaar en bevallig oord te midden van heuvels en meren. Zij is na Warschau en Lodz de grootste en schoonste stad van het Koningrijk, de zetel van het gouvernementsbestuur en van een R. Katholieken bisschop en telt ongeveer 20000 inwoners, die voor de helft tot het Israëlietische kerkgenootschap behooren. Men vindt er lange, breede straten, 6 openbare pleinen, eene brug van gehouwen steen, een oud en hecht kasteel, vele ruime, fraalje gebouwen, eene prachtige hoofdkerk, 11 andere kerken, onderscheidene kloosters, eene groote synagoge en een sierlijk raadhuis. Voorts heeft men er een seminarium voor geestelijken, een gymnasium, onderscheidene andere scholen, 2 hospitalen, een aantal inrigtingen van weldadigheid, een muziekgezelschap, een landbouwgenootschap en een schouwburg.
De voornaamste tak van nijverheid is er het weven van wollen stoffen; ook drijft men er een uitgebreiden handel met laken, graan en Hongaarschen wijn. Hij wordt niet weinig bevorderd door 2 groote jaarmarkten (Messen); ieder van deze duurt eene maand. Veel aanzienlijker nog was deze stad in den tijd der Jagéllonen; toen was zij in het bezit van den geheelen handel inPodolië, Volhynië en Rood-Rusland, en telde 70000 inwoners. In 1240 werd de stad door de Mongolen verbrand, in 1655 door de Russen en Kozakken belegerd, in 1656 door de Zweden in de asch gelegd. — In 1569 werd er onder Sigismund Augustus^ langdurige Rijksdag gehouden, waar men het besluit nam tot de vereeniging van Polen en Lithauen. In 1702 ontstond aldaar eene zamenspanning vóór koning Augustus II tegen Karei XII, koning van Zweden, die in 1703 haar door Meyerfeld deed brandschatten. Den llden November 1831 werd zij door de Russen onder het bevel van Kreutz ingenomen.
