Leuckart (Karl Georg Friedrich Rudolf), een uitstekend Duitsch natuurkundige, geboren te Helmstedt den 7den October 1823, studeerde te Göttingen in de natuur- en geneeskunde en beoefende met vlijt de dierkunde onder de leiding van Wagner, die hem reeds in zijn studietijd de voltooijing opdroeg van zijn: „Lehrbuch der Zootomie (1843—1847, 2 dln)”. Na zijne promotie in 1845 verkreeg hij eene betrekking aan het physiologisch instituut. Tegen het einde van 1847 vestigde hij er zich als privaat-docent en in 1850 werd hij buitengewoon, in 1855 gewoon hoogleeraar te Gieszen. Hij heeft zich vooral bepaald bij de ongewervelde dieren en zich inzonderheid gewijd aan een onderzoek van den ligchaamsbouw van deze.
Hij schreef: „Beiträgen zur Kenntnisz wirbelloser Thiere (met Frey, 1848)”,— „Ueber den Polymorphismus der Individuen oder die Erscheinungen der Arbeitstheilung in der Natur (1851)”, — en „Zoologischen Untersuchungen (1853)”. Voorts gaf hij de uitkomsten in het licht van zijne belangrijke nasporingen omtrent de micropyle der insecteneijeren (1855), de parthenogénesis der insecten (1868), en de levendbarende vliegenlarven (1865). Vooral ook heeft hij zich bekend gemaakt door zijne geschriften over de ingewandswormen, bijv. door: „Untersuchungen über Trichina spiralis (1861; 2de druk 1866)”, en „Die Blasenbandwürmer und ihre Entwickelung (1856)”. Voorts is men aan hem de kennis verschuldigd van de ontwikkelingsgeschiedenis en gedaanteverandering van de Pentastomen, Echinorynchen en Nematoden. Hoogst belangrijk is ook zijn boek: „Die Parasiten des Menschen und die von denselben herrührenden Krankheiten (1863—1866, dl 1 en 2)”. Eindelijk vermelden wij nog: „Studien über die Morphologie und Verwantschaftsverhältnisse der wirbellosen Thiere (1848)”, — het artikel: „Zeugung” in het „Handwörterbuch der Physiologie” van Wagner, — het onderzoek over de: „Fortpflanzung und Entwickelung der Pupiparen (1859)”, — en eene „Vergleichende Anatomie und Physiologie (met Bergmann, 1842)”. Sedert 1848 redigeert hij de jaarlijksche: „Berichten über die wissenschaftliche Leistungen in der Naturr geschichte der niedern Thiere”.