Joachim Lelewel is een vaderlandlievend Poolsch geleerde, geboren te Warschau den 21sten Maart 1786, bezocht aldaar het collège der Piaristen, vervolgens de universiteit te Wilna, en werd toen leeraar in de geschiedenis aan het lycéum te Krzemieniec in Volhynië. De Russische veldtogt belemmerde eenigen tijd zijne letterkundige werkzaamheden, doch in 1814 ontving hij eene betrekking aan de universiteit te Wilna en werd in 1816 hoogleeraar in de geschiedenis aan de hoogeschool te Warschau en custos der nationale bibliotheek aldaar. Niet lang daarna vertrok hij als hoogleeraar naar Wilna en verwierf er de algemeene achting; doch daar er vermoedens opkwamen, dat hij in geheime zamenspanningen betrokken was, ontving hij in 1824 zijn ontslag. Daarop tot afgevaardigde naar den Landdag te Warschau gekozen, toonde hij zich door woord en schrift een ijverig bevorderaar van de Poolsche omwenteling in 1830.
Om zich heen verzamelde hij een kring van jongelingen, die den opstand deden uitbarsten. Lelewel was één van hen, die afgevaardigd werden naar grootvorst Constantijn, een der eerste leden van het Uitvoerend Bewind en de plaatsvervanger van den minister van Eeredienst in de Voorloopige Regéring. Ontevreden met de dictatuur van Chlopicki, omdat hij de Nationale Conventie vervangen wilde zien door eene volksregéring, poogde hij met anderen dien dictator te doen vallen, en toen Chlopicki de dictatuur nederlegde, werd Lelewel gekozen tot lid van het Nationaal Bestuur. Tevens bleef hij president van de vaderlandsch-democratische club, waardoor hij zich het verwijt van dubbelzinnigheid op den hals haalde. Toen de Polen bezweken, trok Lelewel onder een vreemden naam door Duitschland en België naar Frankrijk, waar hij eerst te Parijs en daarna op Lagrange, het buitengoed van Lafayette, zijn verblijf hield, maar in Maart 1833 verbannen werd. Nu ging hij naar Brussel, waar hij zijne dagen aan de wetenschap wijdde en den 29sten Mei 1861 overleed.
Het aantal zijner geschriften, die allen getuigenis geven van grondig onderzoek, is zeer groot. Zij loopen meerendeels over de geschiedenis der aardkunde in de dagen der oudheid en der middeneeuwen, over penningkunde en inzonderheid over de geschiedenis van Polen. Wij noemen: „Pythéas de Marseille et la géographie de son temps (1836)” — „Géographie des Arabes (1851, 2 dln)”, — „Géographie du moyen âge (1852—1857, 4 dln met atlas)”, —„Numismatique du moyen âge (1835)”, — „Dzieje Polsky (1829)”, eene geschiedenis van Polen, die bij herhaling gedrukt werd en gevolgd door: „Polska odradzajaca sie (1843)”, een verhaal van den Poolschen opstand van 1830 en 1831. Hij gaf van dit boek eene Fransche bewerking met een vervolgdeel, getiteld: „Considérations sur l’état politique de l’ancienne Pologne et sur l’histoire de son peuple (1844, 2 dln)”, het beste dat over Polen geschreven is. Voorts leverde hij eene: „Geschiedenis van Litthauen en Klein-Rusland tot aan hunne vereeniging met Polen (1839)”, — „De oorspronkelijke wetgeving in Polen (1828)”, — „Oirkonden over taal en wetgeving in Polen en Masovië in de 13de, 14de en 15de eeuw (1824)”, — „Oud-Poolsche bibliographie (1823— 1826, 2 dln)”, — „Geschiedenis van Polen onder Stanislaus Augustus (1831)”, — „La Pologne au moyen âge (1846—1851, 3 dln)”, enz. Lelewel was een opregt republikein, een achtenswaardig man en een uitstekend geleerde.