Kraut (Wilhelm Theodor), een verdienstelijk regtsgeleerde, geboren te Lüneburg den 5den Maart 1800, studeerde te Göttingen en te Berlijn in de regten en vestigde zich in 1822 als privaatdocent aan eerstgenoemde hoogeschool. In 1836 werd hij er gewoon hoogleeraar in de regten en verwierf door zijne lessen over handels-, leen-, kerkelijk en staatsregt en regtsgeschiedenis en bepaald over Duitsch privaatregt een beroemden naam. Het ontslag der 7 hoogleeraars poogde hij met 5 ambtgenooten door eene openlijke verklaring, waarin hij het gedrag van eerstgenoemden billijkte, te voorkomen.
Van 1850 tot 1859 had hij als afgevaardigde der universiteit zitting in de Kamer der Hannoversche Standen. Van zijne geschriften vermelden wij: „Grundrisz zu Vorlesungen über das Deutsche Privatrecht mit Einschlusz des Lehnrechts (1838; 4de druk 1856)”, — „Die Vormundschaft, nach den Grundsätzen des deutschen Rechts (1845— 1859, 5 dln)”, — en „Das alte Stadtrecht von Lüneburg (1845).’’