Kniebis (De), een gebergte in het noordelijk gedeelte van het Schwarzwald, gedeeltelijk tot Würtemberg en gedeeltelijk tot Baden behoorend, ligt 8 of 9 uren gaans van de Rijn tegenover het midden van den Elzas en heeft naar deze zijde diepe dalkloven, zoodat hij van ouds is aangemerkt als een belangrijk bolwerk van Zuid-Duitschland tegen vijandelijke aanvallen uit het westen.
Men vindt er bouwvallen van de Zwedenschans uit den Dertigjarigen Oorlog en ten noorden en zuiden van deze nog 2 andere versterkingen, die gedeeltelik nog bestaan, namelijk de Alexanderschans, door hertog Alexander van Würtemberg in 1704 tegen de Franschen opgeworpen, en de Zwabenschans op den Roszbühl (het hoogste gedeelte, 1000 Ned. el hoog, terwijl de aldaar gelegen Kniebispas slechts weinig lager is), welke in 1796 door de Würtembergers hersteld en kort daarna door de Franschen onder Morean stormenderhand ingenomen werd. Na den vermaarden terugtogt van laatstgenoemden generaal in September van dat jaar werd de Kniebispas door Oostenrijksche troepen bezet, maar den 20sten April 1797 door de Franschen hernomen. — De hoogvlakte is er meerendeels kaal, met heidegewassen begroeid en moerassig, — de helling met naaldboomen en nabij den voet ook met loofboomen bedekt. In de dalen vindt men wél-bebouwd land en talrijke ooftgaarden.
Op den Kniebis ontspringen de Murg, de Acher en de Rench, die zich in de Rijn uitstorten, en de Wolf, welke zich bij Wolfach met de Kinzig vereenigt. De weg naar den Kniebis loopt van het Badensche spoorwegstation Appenweier zuidoost en zuidwaarts, langs den oever van de Rench, langs Oberkirch en Lautenbachnaar Oppenau, en van hier gaan 4 wegen in verschillende rigting naar het gebergte, namelijk door het Lierbachdal naar Allerheiligen, — oostwaarts naar den Kniebispas, — zuidwaarts door het Maisachdal naar het bad Antogast, — en zuidwaarts naar Freiersbach. Een Kniebisspoorweg van Appenweier over den Kniebis naar Freudenstadt is ontworpen. Men vindt in de dalen van den Kniebis onderscheidene badplaatsen, die meerendeels veel koolzuur en pzer bevatten, terwijl men bij Freiersbach eene zwavelhoudende bron aantreft.
Er zijn echter geene warme baden. Reeds in 1577 was Antogast als badplaats bekend, en kort daarna werden er onderscheidene andere baden geopend. Hunne vermaardheid nam toe gedurende de 17de eeuw. Intusschen bezochten in 1688 de Franschen het Renchdal met roof en moord, waarna het bezoek dier baden aanmerkelijk verminderde. Toen later — in 1802 — de Kniebisbaden in het bezit kwamen van Baden, opende zich een nieuw ijydperk van bloei dat nog altijd voortduurt. Het aantal badgasten te Rippoldsau, Griesbach, Petersdal, Antogast en Freiersbach is ieder jaar aanzienlijk. De baden worden inzonderheid aanbevolen aan hen, die aan bloed-armoede lijden.