Kluppel (Jan Andries), een ijverig Nederlandsch regtsgeleerde, geboren op den 14den Januarij 1786, studeerde te Leiden in de regten en promoveerde aldaar in 1807 op eene dissertatie: „De crimine stellionatus.” Hij vestigde zich als advocaat te ’s Gravenhage, doch werd kort daarna benoemd tot secretaris der stad Enkhuizen en tot grffier van Schepenen aldaar, en 3 jaren later tot griffier bij het vredegeregt te Alkmaar, voorts in 1818 tot regter in de regtbank, in 1825 tot regter van instructie en vervolgens tot voorzitter van gemeld regtscollegie. Voorts was hij te Alkmaar lid van den stedelijken raad, lid en secreratis der Weeskamer, lid der Provinciale Staten van Noord-Holland, hoofd-ingeland en later heemraad van Zijpe, lid van het collegie van hoofd-ingelanden in den Heer-Hugowaard, het collegie van curatoren der Latijnsche school, lid van het provinciaal kerkbestuur van Noord-Holland en in 1854 ouderling ter algemeene synode, bestuurder van het Bijbel- en Zendelinggenootschap, lid van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden enz. In al die betrekkingen was hij met loffehjken ijver werkzaam, zoodat hij met de ridderorde van den Nederlandschen Leeuw en met het kommandeurskruis van de Eikenkroon werd versierd.
In 1858 vierde hij het gedenkfeest zijner 50-jarige regterlijke werkzaamheid en van zijne 25-jarig voorzitterschap in de regtbank te Alkmaar. Hij overleed den 16den Augustus 1862.