Kempis (Thomas a), een merkwaardig Nederlandsch godgeleerde. Hij heette eigenlijk Thomas Hamerken (Malleolus), maar noemde zich a Kempis naar een stadje bij Keulen, waar hij geboren werd. Wegens zijn uitmuntenden aanleg werd hij op 13-jarigen leeftijd naar de fraterschool te Deventer gezonden, vanwaar hij na een zevenjarig vertoef naar het St. Agnes-klooster bij Zwolle vertrok.
Hier bleef hij tot aan zijn dood op den 24sten Julij 1471. Hij is een van de vertegenwoordigers der aesthetisch-mystieke rigting, waarin Geert Groote zijne volgelingen was voorgegaan, en zijne geschriften bestaan uit eene kronijk van zijn klooster, levensbeschrijvingen van Geert Groote, Florens Radewijn enz., en eenige stichtelijke opstellen; zij zijn reeds in 1474 te Utrecht gezamenlijk uitgegeven. Beroemd is vooral zijn geschrift: „De imitatione Christi”, hetwelk meer dan 2000 uitgaven beleefde en in nagenoeg alle talen werd overgezet. De laatste Nederlandsche uitgaven zijn die van Hasebroek (1844) en van een R. Katholiek pastoor (1847). Intusschen heeft men het vaderschap van dit boek aan den Overijsselschen kloosterbroeder betwist, en Brunet vermeldt, dat meer dan 100 geschriften over dat vraagstuk uitgegeven zijn. Het regt van Thomas a Kempis is echter door Delprat, Schotel en anderen met goed gevolg gehandhaafd.