Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kemény

betekenis & definitie

Kemény (Sigmund, baron), een Hongaarsch schrijver, geboren in 1816 in Siebenbürgen, ontving zijne opleiding in de R. Katholieke scholen te Zalathna en zette zijne studiën voort op het Hervormd collège te Nagy-Enyed. Ter gelegenheid van den Landdag te Klausenburg begaf hij zich derwaarts en maakte er kennis met de merkwaardigste mannen der oppositie. Na het ontbinden der vergadering wijdde Kemény op zijn landgoed Maroskapud zich aan de studie. Van 1837 tot 1839 was hij als pleitbezorger werkzaam te Maros-Vásárhely en redigeerde een oppositieblad, terwijl hij met zijn bloedverwant Dionys Kemény en Ludwig Kovács op den nieuwen Landdag zich aan het hoofd der oppositie plaatste.

In 1842 vertrok hij weder naar zijn landgoed om zich uitsluitend met letterkundigen arbeid bezig te houden. Hij schreef toen eene staatkundige brochure, alsmede den roman „Gyulai Pál (1844—1846, 5 dln)”, die grooten bijval vonden. Tegen het einde van 1848 vestigde hij zich te Pesth en werd er eerst medewerker en toen mederedacteur van den „Pesti Hirlap”. In datzelfde jaar zag hij zich benoemd tot afgevaardigde naar de Nationale Vergadering van Hongarije en vervulde er eene ondergeschikte rol, maar werkte des te ijveriger voor de dagbladen ten behoeve der revolutie, zoodat hij in April 1849 tot raad bij het ministérie van Binnenlandsche Zaken benoemd en met de redactie der „Republiek” belast werd. Na de catastrophe van Világos veranderde hij echter van rigting en schreef in den geest der tegenpartij, terwijl hij de omwenteling aan eene scherpe critiek onderwierp. Hij geraakte evenwel in hechtenis, maar werd weldra vrijgesproken, hervatte zijne letterkundige werkzaamheid in den „Pesti Napló”, doch moest deze weldra laten varen.

Daarna verschenen zijne „Karakterschetsen der beide Wesselény en van graaf Stefanus Szécheny (1850)”, — „Man en vrouw (1853, 2 dln)”, — „Nevelbeelden aan den horizon des gemoeds (1855)”, — „Liefde en ijdelheid (1855)”, — „Woeste tijd (1861— 1862, 4 dln)”, enz. Sedert 1855 was hij redacteur van den „Pesti Napló”, het politiek orgaan der partij van Deak. Zijne hoofdartikels onderscheidden zich door degelijkheid en gematigdheid. In 1843 werd hij correspondérend lid en in 1847 eerelid der Hongaarsche Académie. Hij overleed te Puszta Kamarás den 22sten December 1875.

< >