Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Karthuizers

betekenis & definitie

Karthuizers is de naam eener monnikenorde, gesticht door den heiligen Bruno, die uit misnoegen over de uitspattingen van Manasse, bisschop van Rheims, in 1086 in de woestenij la Chartreuse — vandaar de naam —, 4 uren gaans van Grenoble, een aantal kluizen bouwde en met 6 geestverwanten eene kluizenaarsvereeniging tot stand bragt, welke veel overeenkomst had met de orde der Camaldulensen. Weldra was de nieuwe orde in het bezit van eene kerk en het woeste woud in een tuin herschapen. De broeders leefden in groote armoede, droegen grove pijen en voedden zich met planten en zemelbrood. Ook hunne overige kloosters ontvingen den naam van Chartreuse of Karthuizen.

Eerst onder den vijfden prior, Guigo (+ 1137), verkreeg de orde schriftelijke instellingen onder den naam van „Statuta Guigonis of „Consuetudines Cartusiae”, welke later meermalen gewijzigd werden. De Paus bekrachtigde de orde in 1170, en van dien tijd af breidde zij zich spoedig uit. Het pauselijk schisma bragt ook verdeeldheid in de orde, daar sommigen Clemens VII, anderen Urbanus V als het hoofd der kerk beschouwden, en nog anderen een afzonderlijken generaal kozen. Deze verdeeldheid duurde van 1379 tot aan 1410. Eindelijk erkenden allen Alexander V als opperhoofd, waarna de generaals hun ambt vrijwillig nederlegden en Johann von Greifenberg tot generaal der geheele orde gekozen werd. Deze laatste ontving vele voorregten.

De regel der orde plaatst het gezag in elk klooster in handen van den prior, zonder wiens verlof geen monnik het klooster verlaten of zich zelven boete opleggen mag. Ieder monnik bewoont eene afzonderlijke cel, voorzien van wat stroo, een kussen en eene grove wollen deken, voorts van de noodige gereedschappen tot een of ander bedrijf, vooral tot het vervaardigen van afschriften, en mag zijn vertrek wekelijks slechts eenmaal verlaten. Een hofmeester is belast met de huishouding; ieder gebruikt het middagmaal in zijne cel, en alleen op feestdagen eten allen gezamenlijk. Althans eenmaal ’s weeks houdt men vastendag op zout, water en brood. Bij de gewone kloostergeloften komt nog die van een aanhoudend stilzwijgen. Dat mag alleen op donderdag en op den kapitteldag gedurende eenige uren worden verbroken; schennis van dat voorschrift wordt met geeseling gestraft.

Vleesch mag in het geheel niet, en wijn niet onvermengd gebruikt worden. De leekebroeders zijn dienaren der ordebroeders; zij mogen in tegenwoordigheid van deze niet gaan zitten en niet gedekt zijn, en worden met gestrengheid behandeld.

De Karthuizers hebben zich steeds onderscheiden door eensgezindheid, doch de armoede en eenvoudigheid hunner orde niet volkomen gehandhaafd. Dat blijkt bij het bezoeken van de kloosters la grande Chartreuse bij Grenoble en la Certosa te Pavia. Voorts betoonen zij zich gestreng en weldadig en zijn veel beschaafder dan de bedelmonniken. Men heeft er thans nog in Frankrijk. — Aldaar ontstonden ook Karthuizer nonnen, en wel het eerst in de kloosters van Salette aan de Rhöne (1229) en te Premol bij Grenoble (1234). Zij volgden den regel der monniken, maar met eenige verzachting; immers zij hielden gemeenschappelijk het middagmaal en waren niet gebonden aan zulk een gestreng stilzwijgen. Er waren in de 18de eeuw nog 5 kloosters van Karthuizer nonnen in Frankrijk, doch zij zijn in 1790 verdwenen. Elk nonnenklooster bezat een vicaris, en over elk monnikenklooster is, gelijk wij reeds zeiden, een prior gesteld, terwijl de prior van la Grande Chartreuse de waardigheid van generaal der geheele orde bekleedt.

< >