Jürgens (Karl Heinrich), een Duitsch geschied- en dagbladschrijver, geboren te Brunswijk den 3den Mei 1801, studeerde te Göttingen in de theologie en werd achtervolgens predikant te Amelunxborn en Stadtoldendorf. Hij beoefende voorts de fraaije letteren en drong aan op staatkundige hervormingen in vrijzinnigen geest. Daartoe schreef hij: „Luther von seiner Geburt bis zum Ablaszstreite (1846—1847, 3 dln)”, en „Ueber die Umtriebe einer Adelspartei im Herzogthum Braunschweig”, geplaatst in de „Konstitutionelle Jahrbücher” van Weil. Bij herhaling zag hij zich tot lid der Standen gekozen, doch de regering wikkelde hem in een procés, waaraan evenwel de gebeurtenissen van 1848 een einde maakten.
Toch was hij als lid van het Vóór-Parlement, van de Commissie van Vijftig en van de Nationale Vergadering een van hen, die allengs eene Conservatieve partij zochten te vormen. Met Bernhardi redigeerde hij in die rigting de „Flugblätter aus der deutschen Nationalversammlung”. Eerst behoorde hij tot de partij van von Gagern, later tot die der Groot-Duitschers. In 1849 keerde hij naar Stadtoldendorf terug, doch legde in 1851 het leeraarsambt neder, waarna hij zich naar Hannover begaf, alwaar hij zich belastte met de redactie van de „Hannoverische Zeitung”. Ook deze liet hij, na de optreding van het ministérie Scheele, in 1852 varen, vestigde zich achtervolgens op verschillende plaatsen als privaatdocent, en overleed te Wiesbaden den 2den December 1860. Ook schreef hij nog: „Zur Geschichte des deutschen Verfassungwerks (1850—1856, 2 dln)”.