Jemen of Yemen een landschap in het zuiden en zuidwesten van Arabië, is in meer bepeikten zin de zuidwesthoek van het schiereiland en ligt tusschen Hedsjas, Nedsjd, Hadramaut en de Roode Zee. De Ouden noemden het Gelukkig Arabië (Arabia Felix) wegens zijn rijkdom in wierook, myrrhe, kaneel en andere kostbare voortbrengselen. Zijne geschiedenis reikt ver in het verledene. Op de Yoktaniden volgden er de Himjarieten (Homerieten), wier heerschappij 3000 jaar vóór Mohammed een aanvang nam.
In Israëls bloeitijd hadden er de Sabaeërs het gezag in handen, en de Koningin van Saba bragt een bezoek aan Salomo. Van den tijd van Darius tot in de middeneeuwen was Athana (Aden) een beroemd gewest, werwaarts Grieksche en Romeinsche schepen den steven wendden. Van de 2de tot de 6de eeuw voerden de Israëlieten er strijd tegen de Christenen, totdat in 529 het rijk door de Ethiopische Christenen werd ingenomen. Toen heerschten er tot in 601 Abessinische stadhouders, — daarna de Perzen onder Chosroës, totdat Mohammed zich meester maakte van het land. De heerschers uit de ingezetenen kwamen daardoor in een afhankelijken toestand, en deze duurde voort, toen de Turken, die het gewest in de 16de eeuw veroverd hadden, verdreven waren. Tegenwoordig, terwijl Aden zich in handen der Britten bevindt, bezit er de Imam van Sana het hoogste gezag. De inwoners onderscheiden zich door voorkomen en taal van de overige Arabieren. Zie voorts onder Arabië.