Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Irhoven

betekenis & definitie

Irhoven (Willem van), een Nederlandsch godgeleerde, geboren te Kessel in Noord-Brabant den 2den November 1698, bezocht de Latijnsche school te ’s Hertogenbosch en vervolgens de académie te Leiden, waar hij zich met ijver toelegde op de theologie en de Oostersche talen, alsmede op de wijsbegeerte en de scheikunde. In 1720 verdedigde hij eene verhandeling „De intellectu, facultate activa”, en een jaar later zag hij zich op eene dissertatie: „De spatio” bevorderd tot meester in de vrije kunsten en doctor in de wijsbegeerte. Nadat hij in 1722 tot proponent benoemd was, ontving hij een beroep naar Ede bij Arnhem, en nadat hij bedankt had voor een beroep naar Sluis in Vlaanderen en voor den leerstoel der wijsbegeerte te Lingen, aanvaardde hij den 16den September 1737 het professoraat in de theologie aan de hoogeschool te Utrecht met eene redevoering: „De sapientiae christianae impedimentis”, waarna hem in 1740 ook het onderwijs in de kerkgeschiedenis opgedragen werd.

Hij bekleedde zijne betrekking gedurende 23 jaren op eene loffelijke wijze en overleed te Utrecht den 18den November 1760. Hij behoorde tot de Voetiaansche Bijbelverklaarders en schreef: „Conjectanea philologico-critico-theologica in Psalmorum titulos (1728)”, — „Gronden van het verzekerd christendom (1729)”, — „De palingenesi veterum etc. (1733)”, — en „Canones Synodi Nationalis Dordracenae etc. (1752; 2de druk 1787)”.

< >