Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Horváth

betekenis & definitie

Horváth. (Michaël), een verdienstelijk Hongaarsch geschiedkundige, geboren den 20sten October 1809 te Szentes in het comitaat Csongrad, bezocht het gymnasium te Szegedin en wijdde zich vervolgens op het geestelijk seminarium te Waitzen aan de godgeleerdheid en de wijsbegeerte. Nadat hij den graad van doctor in de wijsbegeerte alsmede de priesterwijding ontvangen had, was hij gedurende 10 jaar als pastoor, voorts bij de graven Keglevich en Erdödy als opvoeder werkzaam. In 1844 werd hij hoogleeraar in de Hongaarsche taal- en letterkunde aan het Theresiánum te Weenen, en in 1847 proost te Hatvan bij Pesth. Hier kwam hij in aanraking met de Liberalen, weshalve hij in 1848 tot bisschop van Csanad en hierdoor tevens tot lid van het Hoogerhuis benoemd werd.

De voorbeeldige ijver, dien hij in deze betrekkingen betoonde, bezorgde hem eene groote populariteit, zoodat hij na de onafhankelijkheidsverklaring van 14 April 1849 met de portefeuille van Eeredienst en Openbaar Onderwijs belast werd. Toen de Hongaren de wapens moesten nederleggen, ontsnapte hij naar het buitenland en verkeerde 18 jaren in ballingschap. hij bragt ze door in België, Parijs,Montmorency, Genua, Pegli, Florence, Livorno en Nizza, en vertoefde geruimen tijd te Genève in de woningen der gravinnen Batthyanyi en Karolyi. Nadat hij in 1856 te vergeefs gevraagd had om vergunning tot terugkeer in zijn vaderland, werd zij hem in 1866 op voorspraak van Eötvös verleend. Bij herhaling werd hij vervolgens door Szegedin naar den Rijksdag afgevaardigd, waar hij tot de partij van Déak behoort. Zijn vrijen tijd besteedt hij aan geschiedkundigen arbeid, terwijl hij de waardigheid bekleedt van voorzitter van de tweede sectie der académie enz. Hij begon zijne letterkundige loopbaan met een paar geschriften, door de Hongaarsche académie bekroond, namelijk eene „Vergelijking van den toestand der beschaving van de Magyaren bij hunne komst in Hongarije met dien der overige Europésche volken van dien tijd”, en eene „Geschiedenis van den handel en de nijverheid in Hongarije onder het vorstenhuis van Arpad”. Dit laatste gaf aanleiding tot een derde, hetwelk den grooten prijs verwierf, namelijk eene „Geschiedenis van den handel en de industrie in Hongarije gedurende de laatste drie eeuwen (1840)”. Belangrijker echter zijn: „Geschiedenis van Hongarije (1842—1846, 4 dln)”, — „Monumenta Hungariae historica (1857, 4 dln)”, — eene meer uitgebreide „Geschiedenis van Hongarije (1859—1863, 6 dln)”, — „Beknopt leerboek der Hongaarsche geschiedenis (1841 en later bij herhaling)”, — „Vijf-en-twintig jaren uit de geschiedenis van Hongarije (1863, 2 dln)”, — „Geschiedenis van den onafhankelijkheidsoorlog in 1848 en 1849 (1865 3 dln)”, en na zijn terugkeer in zijn vaderland eenige staatkundige vlugschriften.

< >