Highwaymen noemde men in Engeland roovers te paard, die weleer vooral in den omtrek van Londen de wegen onveilig maakten. Daartoe behoorden wel eens personen van aanzienlijke geslachten. De stoutheid en de ridderlijkheid, waarmede zij hunne rooverijen pleegden, verleenden hun eene romaneske kleur, en de balladen, waarin Claude Duval en andere befaamde highwaymen bezongen werden, behoorden in den aanvang der 18de eeuw tot de geliefkoosde lectuur van het Engelsche volk.
Ook de novellisten, van Defoe en Fielding af tot Bulwer en Ainsworth, toe, hebben aan de lotgevallen dier roovers wel eens hunne stof ontleend. Wie een highwayman gevangen overleverde, ontving eene belooning van 40 pond sterling. Thans echter zijn zij reeds lang verdwenen.
