Gordon is de naam van een oud Schotsch geslacht, dat welligt met Willem de Veroveraar uit Normandië naar Engeland overstak en zich vervolgens in het Schotsche graafschap Berwick vestigde. De hoofdlijn stierf reeds uit met Adam Gordon, ridder van Huntley, die in 1402 in den slag van Homildon sneuvelde. Zijne eenige dochter trad in het huwelijk met Alexander Seton, een achterkleinzoon van Christal Seton, een wapenbroeder van Wallace en Bruce; de nakomelingen van Seton behielden den naam hunner moeder, en van hen zijn de latere hertogen van Gordon afkomstig. De tegenwoordige graven van Aberdeen zijn echter gesproten uit een zijtak der mannelijke Iijn, namelijk dien van Patrick Gordon, die in 1446 in den slag bij Arbroath den heldendood stierf.
Naast de leden van het geslacht Douglas hadden weleer de Gordons van Suntleg door hunne goederen en familiebetrekkingen den meesten invloed in Schotland. Zij waren ijverige R. Katholieken en aanhangers van Jacobus en namen steeds deel aan de partij-oorlogen. — George Gordon, vierde graaf van Huntley, verkreeg in 1546 de waardigheid van kanselier van Schotland en spaarde geene moeite, om de Hervorming te onderdrukken. Later vatte hij het voornemen op, om zich met geweld meester te maken van koningin Maria en haar door dwang te doen huwen metzijn zoon, weshalve hij door Murray gevangen genomen en op diens last den 28sten October 1562 geworgd werd. — Zijn kleinzoon George Gordon, markies van Huntley, vereenigde zich in 1594 met vele anderen, om het Protestantismus uit te roeijen, en bragt aan den graaf van Argyle, die tegen de opstandelingen uitgezonden was, eene nederlaag toe, maar werd later overwonnen en in ballingschap gezonden. Na zijn terugkeer in 1596 werd hij een aanhanger der Hervorming, en overleed in 1635. — Ten tijde van Karel I verloren 3 Gordons het leven als aanhangers der Stuarts: sir George Gordon werd in 1644 te Edinburgh onthoofd, — een dergelijk lot viel George, tweeden markies van Huntley, te beurt (30 Maart 1649), en zijn zoon George, viscount Gordon, sneuvelde in 1645 te Alford aan het hoofd der Koninklijke ruiterij. — Gedurende de omwenteling van 1688 had George Gordon, in 1684 tot hertog benoemd, het kasteel te Edinburgh ten gunste van Jacobus II met R. Katholieken bezet, en gaf het eerst over, toen de nood hem daartoe drong. — Ook bij de Jacobietische bewegingen van 1715 en 1745 bleven de Gordons getrouw aan de Stuarts, maar onderwierpen zich na den slag bij Culloden aan het nieuwe vorstenhuis. — Patrick Gordon, geboren in 1635, trad in het midden der 17de eeuw in dienst van Alexis, czaar van Rusland en organiseerde er het leger op Europeschen voet. Als vriend van Peter I bevorderde hij de omwenteling van 1689, bestuurde in 1696 den oorlog tegen de Turken en overleed den 9den December 1699. Het dagboek, door hem nagelaten (1849—1850, 2 dln), is zeer belangrijk voor de geschiedenis van Rusland. — Lord George Gordon, geboren den 19den December 1750, de zoon van den 3den hertog Cosmo George, is bekend als de aanlegger van het oproer in de straten van Londen in 1780. Eerst was hij zeeofficier, en vervolgens onderscheidde hij zich in het Parlement als een heftige ijveraar tegen de R. Katholieken, terwijl hij, na de aanneming der tolerantiebill in 1778, eene Protestantsche Vereeniging stichtte. Een door hem bij het Parlement ingeleverd verzoekschrift tot opheffing dier bill werd van de hand gewezen, en nu begon het graauw in verschillende stadswijken de huizen en kapellen der R. Katholieken te verwoesten.
Den 6den Junij 1780 trokken de oproerlingen naar Newgate, staken er de openbare gebouwen in brand en stelden 300 gevangenen in vrijheid. Den volgenden dag werden de gevangenissen van Kings Bench en Fleet geopend en aan de vlammen prijs gegeven, onderscheidene huizen — onder anderen de woning met de kostbare boekerij van lord Mansfield — door het vuur vernield, en de bank en het tolkantoor aangevallen. In den daarop volgenden nacht stond Londen op 36 plaatsen in brand. Eerst den 8sten Julij deed de regéring na lang aarzelen den opstand dempen door 15000 man soldaten. Gordon werd in hechtenis genomen en van hoogverraad beschuldigd, maar na de verdediging van Erskine vrijgesproken, omdat het geoorloofd was, verzoekschriften met eene groote volksmenigte in te leveren. Hij werd voorts in 1786 door den bisschop van Canterbury wegens smaadredenen in den ban gedaan, en begaf zich naar Frankrijk, waar hij in 1788 wegens een tegen de Koningin gerigt schotschrift tot eene gevangenisstraf van 5 jaar veroordeeld werd. Hij nam echter de wijk naar Holland, en omhelsde hier, zoo men meent, de Israëlietische godsdienst.
Later liet de regéring hem te Birmingham in hechtenis nemen en in den kerker werpen, waar hij den 1sten December 1793 overleed. — Met George, den 5den hertog van Gordon, geboren den 1sten Februarij 1770 en overleden als Britsch generaal den 28sten Mei 1836, is de mannelijke lijn der hertogen van Oordon uitgestorven. De titel van markies van Huntley en graaf van Enzie ging over op graaf George van Aboyne (geboren den 28sten Junij 1761), een afstammeling van lord Charles Gordon, een jongeren zoon van den in 1649 teregtgestelden markies en vóór de Revolutie van 1789 aan het Fransche Hof bekend onder den naam van lord Strathaven. Hij overleed te Londen den 17den Junij 1853, en werd opgevolgd door zijn zoon Charles Gordon (♰ 18 September 1863), wiens oudste zoon Charles, geboren den 5den Maart 1847, den titel erfde van markies van Huntley. — Sir Robert Gordon, een uitstekend diplomaat en de broeder van den graaf van Aberdeen, geboren in 1791, studeerde te Oxford en werd in 1810 attaché bij het gezantschap in Perzië. Later was hij gezantschapssecretaris te ’s Hage en te Weenen, in 1822 gezant in Brazilië, en in 1828 gevolmagtigde te Constantinopel, waar hij de vriendschappelijke betrekkingen van Engeland met de Porte, door den slag van Navarino verbroken, wist te herstellen. Het Whigministérie riep hem terug en hij bleef lang ambteloos, totdat Peel hem in 1841 tot gevolmagtigde te Weenen benoemde. In 1846 werd hij door lord Ponsonby vervangen en keerde naar zijn vaderland terug, waar hij te Balmoral bij Aberdeen den 8sten October 1847 onverwacht overleed.