Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gloucester

betekenis & definitie

Gloucester of Glocester, een graafschap van West-Engeland, hetwelk den titel van hertogdom draagt, omvat met Worcester het breede, vruchtbare benedendal der Severn, heeft eene oppervlakte van ruim 59 □ geogr. mijl, van welke 55 door bouw-, wei- en hooilanden worden ingenomen, en is door de natuur verdeeld in een berg-, dal- en woudgewest. Het eerste of Cotwold-district draagt de heuvels van dezen naam, strekt zich uit van Chipping-Camden tot aan Bath, en bezit een koel klimaat, een ligten, maar vruchtbaren grond en goede weiden voor talrijke kudden schapen. Het hoogste punt verheft zich in den Cleeve-Hill ten noordoosten van Cheltenham ter hoogte van ongeveer 350 Ned. el. Het dalgewest omvat het lage land langs de Severn van de noordelijke grenzen tot aan Bristol.

Het boschgewest eindelijk, alzoo genoemd naar het weleer veel grootere Forest of Dean, ligt ten westen van de Severn en levert, behalve hout, ook steenkolen en ijzer. De belangrijkste rivieren zijn er de Severn en de benedenloop van de Avon. De dalen zijn er ongemeen grazig en vruchtbaar en verschaffen er voedsel aan vele runderen, van wier melk men de beroemde Gloucester-kaas bereidt. Voorts is er veel ooft; iedere hoeve heeft er een boomgaard, en men maakt er veel appelen perewijn. Daarenboven zijn er vele fabrieken en belangrijke steenkolenmijnen. Te Stroud wordt veel laken geweven, — te Bristol bewerkt men tin en koper, en heeft men groote glasblazerijen, — te Gloucester worden naalden gemaakt, — Cheltenham lokt de aanzienlijken door geneeskrachtige bronnen, — Tewkesbury met zijne merkwaardige kloosterruïnen bezit eene nijvere bevolking, — en Cirencester is beroemd wegens Romeinsche oudheden. Het geheele graafschap telt ongeveer 1/2 millioen inwoners.

De hoofdstad Gloucester is de zetel van een bisschop en ligt 22 geogr. mijl van Londen aan den spoorweg tegen de flaauwe helling van een heuvel op den linkeroever van de Severn, welke hier het groote Alney-eiland vormt. Tot de merkwaardigste gebouwen behoren er de hoofdkerk, in 1047 gesticht en in de 13de eeuw voltooid, eene der fraaiste kerken van Engeland, met een beschilderd raam, dat 25 Ned. el hoog is, en met de praalgraven van 2 zonen van Willem de Veroveraar. van Eduard III, van bisschop Warburton, van Jenner, van Flaxman enz., — de Shirc-hall voor de zittingen van het geregtshof, de gevangenis, de schouwburg, het casino en het hospitaal. Men heeft er 3 Latijnsche scholen, een krankzinnigengesticht, een werkhuis, eene openlijke badinrlgting, en ongeveer 18000 inwoners. De handel wordt er, behalve door den spoorweg, door het Berkeley-kanaal niet weinig bevorderd. De haven is er met kaden en met een dok voorzien, en tusschen de 3- en 400 koopvaardijschepen behoren er te huis. — Gloucester is het Romeinsche Glevum, later Castra Claudia. Eduard I deed er in 1272 het Parlement bijeenkomen, hetwelk er de Gloucester-besluiten uitvaardigde. Hendrik III werd er gekroond, en Rickard III aanvaardde den titel van hertog van Gloucester. Deze titel of die van graaf van Gloucester is door vele aanzienlijke personen gevoerd.

< >