Gfrörer (August Friedrich), een Duitsch geschiedschrijver, geboren den 6den Maart 1803 te Calw in het Schwarzwald, studeerde te Tübingen in de godgeleerdheid, vertoefde te Lausanne en te Genève en begaf zich in 1827 naar Rome, om zich aldaar te wijden aan de beoefening der Italiaansche taal- en letterkunde. Toen hij het volgende jaar in zijn vaderland terugkeerde, werd hij repetitor te Tübingen en in 1829 te Stuttgart. Daar hij geene neiging meer gevoelde voor de theologie, aanvaardde hij er in 1830 met blijdschap eene betrekking aan de bibliotheek en wijdde zich tevens aan de wetenschap en letterkunde. Hij schreef: „Philo und die jüdisch-alexandrinische Theosophie (1831, 2 dln)”, — „Geschichte des Urchristenthums (1838, 3 dln)”, — en „Gustav Adolf, König von Schweden (1835— 1837, 2 dln, 4de druk 1863)”.
In deze 3 werken, die grooten lof en tevens veel afkeuring vonden, openbaarde hij eene toenemende overhelling tot de R. Katholieke leer, die vervolgens ten sterkste bleek in zijne „Allgemeine Kirchengeschichte (1841—1846, 4 dln)". In het najaar van 1846 werd hij benoemd tot hooglegraar aan de R. Katholieke universiteit te Freiburg, en was er werkzaam tot aan den 10den Julij 1861, toen hij te Karlsbad overleed. Nadat hij zich aan de R. Katholieke Kerk had aangesloten, onderscheidde hij zich door dien vervolgzuchtigen ijver, welken bekeerlingen doorgaans aan den dag leggen. Bij de oneenigheden van de regering van Baden met den bisschop en met de universiteit te Freiburg verdedigde hij met kracht de eischen van den Paus. In 1848 werd hij lid van het Parlement te Frankfort en behoorde er tot de Groot-Duitsche partij. Ook later nam hij deel aan Kerkelijke twisten, maar verloor door zijn geweldig doordrijven, ook bij zijne eigene partij, veel van zijn invloed. Onder zijne latere geschriften vermelden wij vooral zijne „Geschichte der Ostund Westfrankischen Karolinger (1858, 2 dln)”. Voorts schreef hij: „Untersuchung über Alter, Ursprung, Zweck der Decretalen des falschen Isidorus (1848)”, — „Urgeschichte des menschlichen Geschlechts (1855, 2 dln)”, — „Pabst Gregor VII und sein Zeitalter (1859—1861, 7 dln en register)”, — „Geschichte des 18 Jahrhunderts (1862— 1863, 3 dln, uitgegeven door Weisz)”, — en „Zur Geschichte deutscher Volksrechte (1866, 2 dln, desgelijks door Weisz in het licht gegeven)”.