Gatterer (Johan Christoph), een Duitsch geschiedschrijver, geboren den 13den Julij 1727 te Lichtenau bij Nürnberg, studeerde te Altdorf en werd eerst leeraar aan het gymnasium te Nürnberg en in 1759 hoogleeraar in de geschiedenis te Göttingen, waar hij den 5den April 1799 overleed. Hij heeft zich jegens de geschiedkundige wetenschap zeer verdienstelijk gemaakt, daar hij het begrip van algemeene geschiedenis zeer juist opvatte, de synchronistische methode in toepassing bragt en tevens het verband der geschiedenis met hare hulpwetenschappen duidelijk aanwees. Zijne voornaamste geschriften zijn: „Die Weltgeschichte in ihrem ganzen Umfänge (178B— 1787, dl 1 en 2)”, — en „Versuch einer allgemeinen "Weltgeschichte bis zur Entdeckung von Amerika (1792).” Voorts leverde hij een aantal leerboeken van hulpwetenschappen der geschiedenis, zooals „Abrisz der Diplomatik (1778)”, — „Praktische Diplomatik (1799)”, — „Abrisz der Genealogie (1788)”, — „Abrisz der Heraldik (2de uitgave 1792)”, — „Praktische Heraldik (1791)”, — en „Kurze Begriff der Geographie (2de uitgave 1793)”.
Hij was een van de ijverigste leden van de „Societät der Wissenschaften” te Göttingen. Zelf stichtte hij in 1764 het „Historische Instituut”, en werd hiervan directeur in 1767. — Zijne dochter Magdalette Philippine, geboren te Göttingen den 25sten October 1756, en later gehuwd met Engelhard, heeft zich als dichteres onderscheiden, en overleed te Blankenburg den 28sten September 1831. — Haar broeder Christoph Wilhelm Jacob, geboren den 2den December 1759, werd in 1787 hoogleeraar te Heidelberg, schreef een en ander over den Harz en over den boschbouw en overleed als „Oberforstrath” den llden September 1838. Van zijne werken noemen wij: „Abhandlung vom Nutzen und Schaden der Thiere (1781— 1782, 2 dln)”, — „Beschreibung des Harzes (1792—1793, 2 dln)”, — „Allgemeines Repertorium der forstwissenschaftlichen Literatur (1796, 2 dln)”, — en „Literatur des Weinbaues aller Nationen (1832)”.
