Fraunhofer (Joseph von), een uitstekend Duitsch natuur- en werktuigkundige, geboren te Straubing den 6den Maart 1787, werd door zijn vader, een glazenmaker, voor hetzelfde bedrijf bestemd, doch kwam, na den vroegen dood zijner ouders, als leerling bij den spiegelfabrikant en glasslijper Weichselberger te München. Toen hij door het instorten van diens woning onder het puin bedolven en zwaar gewond werd, ontving hij na zijne herstelling van Maximiliaan Joseph, Koning van Beijeren, 18 ducaten. Daarvoor kocht hij eene machine om glas te slijpen en hield zich bezig met het vervaardigen van optische glazen en met het slijpen van steenen. Voorts las hij met ijver zoodanige werken, die over wiskunde en optica handelden, en maakte zich bekend met de wetten van de breking der lichtstralen.
In 1806 werd hij directeur voor het werktuigkundig gedeelte aan het instituut, door Joseph von Utzschneider, Georg von Reichenbach en Joseph Liebherz in 1804 te München gesticht, en bragt in 1809 met de beide eersten te Beneditbeuern het beroemd optisch instituut tot stand, hetwelk later door Fraunhofer en Utzschneider, en nog later door Fraunhofer alleen bestuurd en toen naar München verplaatst werd. Hier werd hij lid van de Académie van Wetenschappen en conservator van haar physisch kabinet, en overleed den 7den Junij 1826. Hij heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt door de verbetering der verrekijkers. Eerst vond hij een werktuig uit, om groote kromme oppervlakten te polijsten, en begon in 1811 flintglas te maken, dat het Engelsche in deugd overtrof. In 1815 was hij de eerste, die de vaste lijnen van het spectrum naauwkeurig bepaalde en tot het meten der refractie aanwendde. Daarenboven heeft hij onderscheidene instrumenten uitgevonden of verbeterd, zooals den heliometer, den achromatischen microscoop, den cirkelmicrometer, den parallactischen refractor enz.
Onder de door hem vervaardigde instrumenten bekleedt de reusachtige refractor te Dorpat eene eerste plaats. Zijne waarnemingen werden gedeeltelijk in de „Denkschriften” der Académie te München, gedeeltelijk in Gilbert's „Annalen der Physik” opgegenomen. — Na zijn dood viel de directie van het Optisch Instituut ten deel aan Georg Merz (geboren 26 Januarij 1793), die reeds 8 jaar bij Fraunhofer was werkzaam geweest; deze werd daarvan met Franz Joseph Mahler (geboren 12 Augustus 1795) aandeelhouder in die inrigting, en in 1839 verkregen zij haar in eigendom. Na het overlijden van Mahler (21 Junij 1845) werd Merz alleen eigenaar en zette de zaak voort met zijne zonen Ludwig (geboren 31 Maart 1817, gestorven 16 Maart 1858) en Sigmund, — sedert den dood van Ludwig onder de firma „G. Merz und Sohn”. Onder het bestuur van Merz leverde het Instituut groote refractors voor Berlijn, Bogenhausen (bij München), Pulkowa en Cambridge (in Noord-Amerika). Sigmund heeft zich vooral toegelegd op de verbetering van het objectief van den microscoop.