Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Fidsji-eilanden

betekenis & definitie

Fidsji-eilanden (De) of Fidji-eilanden, ook wel Viti- of Witi-archipel genaamd, gelegen ten noordoosten van Nieuw-Caledonië, tusschen de Nieuwe Hebriden en de Vriendschaps-eilanden (15° 47' tot 19° 47' N.B. en 194° 29' tot 197° 47' O.L. van Ferro), vormen de belangrijkste en vruchtbaarste eilanden van Polynésië. Zij bestaan uit G groepen, die te zamen 2 groote en 223 kleinere eilanden tellen, en op nagenoeg 378 □ geogr. mijlen eene bevolking hebben van 133tot 150000 zielen. Omstreeks 80 dier eilanden zijn bewoond. Gemelde 2 groote eilanden zijn VitiLevoe (ruim 210 □ geogr. mijlen met 40000 inwoners) en Vanoea-Levoe (bijna 117 □ geogr. mijlen met 40000 inwoners).

Dan volgen naar rang van uitgebreidheid Tavioeni of Voena (10 □ geogr. mijlen met 7000 inwoners), Kantarvoe (bijna 10 □ geogr. mijlen met 13500 inwoners), Angaoe (23/4 □ geogr. mijl met 1300 inwoners), Ovaloe (2½ □ geogr. mijl met 8000 inwoners), en Goro (21/3 □ geogr. mijl met 2000 inwoners). De grootere eilanden zijn bergachtig en de Pickering-Peak op Viti-Levoe verheft zich ter hoogte van 1500 Ned. el. Onderscheidene toppen getuigen er van een vulkanischen oorsprong. De kleine eilanden daarentegen zijn zeer laag en rusten vermoedelijk op koraalrotsen. In het algemeen is de geheele archipel door koraalriffen omgeven, die er bij ongunstig weder eene landing hoogst moeijelijk maken. Het klimaat is er zeer warm, maar niet ongezond, de bodem vruchtbaar, en de plantengroei zeer weelderig. Men vindt er de gewone voortbrengselen der Zuidzee-eilanden in groote verscheidenheid en daarenboven vele eigenaardige gewassen.

Er zijn 9 variëteiten van broodboomen, die met bananen, kokos en sagopalmen, yams, bataten, arrowroot enz. een overvloed van voedsel opleveren. Daarenboven verbouwt men er suikerriet, katoen, tabak, moerbeziën, koffij, rijst, maïs en indigo. Het beroemde sandelhoutbosch op Viti-Levoe, dat voorheen vracht bezorgde aan vele Europésche schepen, is geheel verdwenen. Daarentegen zijn er nog andere belangrijke houtsoorten voorhanden, en het ontbreekt er ook niet aan weiland. Men heeft er zwijnen, honden , kippen en ander gevogelte, schildpadden, vleermuizen, ratten enz. Kokos-olie, trepang en schildpad zijn er belangrijke uitvoerartikels.

De bewoners van dezen archipel vormen door taal en ligchaamsbouw een middelras tusschen de oostelijke en westelijke familie der Maleisch-Polynésische volkeren. Zij staan als het ware tusschen de Papoea’s en de Maleijers; zij zijn grooter van gestalte en donkerder van kleur dan de inboorlingen der naburige eilanden en zeer oorlogzuchtig. Hun kroes haar zoeken zij reeds vroeg te ontkronkelen en bezemvormig uit te spreiden. Het ontbreekt hun geenszins aan schranderheid en kunstvaardigheid, maar zij zijn gehuld in de duisternis van afgoderij en bijgeloof en behoren tot de menscheneters. Daarom heeft men aan die eilanden ook wel den naam van Cannibal-Islands gegeven.

Roof en moord hebben er in de laatste 50 jaar op sommige plaatsen de bevolking tot de helft verminderd. Intusschen doen de pogingen der Wesleyaansche zendelingen de woeste gewoonten der inboorlingen meer en meer verdwijnen. In den laatsten tijd heeft althans 1/3de der bevolking met den Koning en zijn Hof het Christendom aangenomen. Ieder bewoond eiland heeft zijn eigen opperhoofd, maar de beheerscher van den geheelen archipel is Thakambaoe, die als Koning der Viti-eilanden op Mbaoe of Baoe zetelt.

Deze eilandengroep werd den 6den Februarij 1643 door Tasman ontdekt, in 1773 door Cook, en in 1789 en 1792 door Bligh bezocht. Eerst Dumont d'Urville (1827), Wilkes (1840), het hoofd eener Noord-Amerikaansche expeditie, en in lateren tijd ook Berthold Seemann hebben meer naauwkeurige berigten omtrent dien archipel medegedeeld. Om aan eene tuchtiging te ontsnappen, waarmede de Vereenigde Staten hem bedreigden, heeft de Koning in 1858 zijne heerschappij aan de kroon van Engeland opgedragen. Ook de zendelingen en kooplieden zagen verlangend uit naar de Britsche bescherming, vooral om perk te stellen aan den invloed der Franschen op Tahiti en in Nieuw-Caledonië. Den 24sten December 1859 legde Thakambaoe het gezag neder in de handen van den Britschen consul Pritchard, doch de Britsche regéring wees het van de hand op raad van den gouverneur van Nieuw-ZuidWallis en van kolonel Smythe, om belangrijke kosten, alsmede botsingen met de inboorlingen en met andere zeevarende mogendheden te vermijden.—De kolonisten van Queensland verschaffen zich van de Fidsji-eilanden hunne koelie’s. Deze verbinden zich voor een tijd van 3 jaar en worden daarna teruggebragt. In de warme gewesten van Australië verrigten zij meer werk en kosten minder dan Engelsche veldarbeiders.

< >