Erythrina L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Vlinderbloemigen. Het omvat de Gelala-boomen van Rumphius, in het Nederlandsch koraalboomen genoemd wegens de kleur der bloemen, welke zoo vuurrood zijn, dat de oogen er van schemeren. Men vindt ze vooral in Indië, waar ze dadap heeten en wegens snellen groei en sterke bladontwikkeling tot beschutting van koffijplantages enz. dienen. Zij onderscheiden zich door een geknotten kelk. eene pijpvormige of 2-lippige bloemkroon met eene lang-eivormige vlag en een achterwaarts gebogen kiel, door 10 regte soms 2- en soms een-broederige meeldraden, die zoo lang zijn als de vlag, door gelijkvormige helmknoppen, een gesteeld vruchtbeginsel met vele eitjes, door een regten, gladden, aan den top eenigzins gebogen, stijl, door eene lange, niet openspringende, tusschen de zaden zamengetrokken, snoervormig uitpuilende peul, die met een droogen stijl gesnaveld is, en eironde zaden.
De boomen zijn niet hoog, de stammen veelal gedoomd, de bladeren 3-tallig, de steunblaadjes gesteeld en klierdragend, de bloemen in digte trossen vereenigd, de zaden doorgaans rood en zwart gevlamd. Van de soorten vermelden wij E. spathacea Dec., alzoo genaamd wegens den bloemscheede-achtigen vorm van den kelk. De sterk-riekende bladeren van dezen boom worden door de Javanen, als een middel tegen hoofdpijn, gekneusd op het voorhoofd gelegd. Van andere soorten worden de bladeren bij rijst gegeten. Men telt van dit geslacht ongeveer 60 soorten, die als geneeskrachtig aanbevolen of als sierplanten aangekweekt worden. E. Corallodendron L. groeit op de Antillen en in Zuid-Amerika en wordt er 3 tot ruim 4 Ned. el hoog, draagt scharlakenroode bloemen en zaden, bezit een geneeskrachtigen bast en dergelijke bladeren en heeft een zacht, kurkachtig hout, — E. Cristagalli L., eene der prachtigste soorten, is in Brazilië te vinden en heeft donker-kersroode, tot lange trossen vereenigde bloemen, — E. speciosa Andr., desgelijks met prachtige, donkerroode bloemen versierd, groeit in West-Indië, — en van E. abyssinica Lam. worden in Abessinië van ouds de korrels, onder den naam van karaat, tot het wegen van goud gebruikt. Deze gewassen vereischen bij ons des winters eene koele en drooge standplaats, des zomers veel lucht en water, en bij warm weder de open lucht. Men vermenigvuldigt ze door stekken en door zaden.