Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dijckmeester

betekenis & definitie

Dijckmeester (Herman Jacob), een verdienstelijk Nederlandsch staatsman, werd geboren te Tiel den lsten Februarij 1771, studeerde te Leiden en vestigde zich als advocaat te Nijmegen. Later woonde hij te Tiel, werd er lid van den stedelijken raad en tevens afgevaardigde naar de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, en bekleedde hier meermalen het voorzitterschap.

In 1796 werd hij commissaris van de zaken der Marine te Vlissingen, keerde 2 jaar later ambteloos naar Tiel terug, ontving in 1802 de benoeming tot regter en dijkgraaf van Tiel en Zandwijk, en bij de inlijving van Nederland in het Keizerrijk die tot regter van instructie te Tiel en tot lid van den departementalen raad van Boven-IJssel. Na de restauratie (1814) werd hij officier van Justitie, in 1817 lid der Provinciale Staten van Gelderland, en in 1821 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waar hij gedurende 21 jaar zitting had en in 1835—1836 den presidentskamer voerde.

Hij werd in 1825 ridder, later commandeur van de orde van den Nederlandschen Leeuw, en in 1821 lid van de Maatschappij van Nederlandsche letterkunde te Leiden, onderscheidde zich door zijne bekwaamheid als regtsgeleerde en door zijne edele beginselen, en overleed den 16den Junij 1850.

Hij leverde onderscheidene opstellen in tijdschriften, — voorts kennen wij van hem „Onderzoek naar den zin en de wettigheid van het decreet van 24 Januarij 1812 betrekkelijk de instandhouding der substitutie van den premier appelé (1819),” — „Iets over het bestaan van de regtsmagt der Dijkstoelen en Heemraadschappen (1836)”, — „Handhaving van de zelfstandigheid en onafhankelijkheid der regterlijke magt, enz. (1846)”, — en „Iets tegen de voorgestelde suppressie der arrondissements-regtbanken en de instelling van den Hoogen Raad tot een hof van appèl in burgerlijke zaken (1849)”.

< >