Cork, het grootste graafschap der Iersche provincie Munster, grenst ten oosten aan Waterford, ten noorden aan Limerick, ten westen aan Kerry en ten zuiden aan zee, waar de sterk gebogene kustlijn (43 geogr. mijl lang) onderscheidene veilige havens vormt. Het heeft op eene oppervlakte van 136 geogr. mijlen nog geen half millioen inwoners, hoewel in 1841 hun aantal dubbel zoo groot was. De bodem is er heuvelachtig, doch de heuveltoppen verrijzen er niet hooger dan omstreeks 700 Ned. el. Meer dan de helft van den grond is weide- en hooiland, en de veestapel is er zeer aanzienlijk.
Het rijk der delfstoffen levert er steenkolen, koper- en ijzer-erts. De nijverheid bepaalt er zich voorts hoofdzakelijk tot de vischvangst, de wolspinnerij, de looijerij en de brandewijnstokerij. Het graafschap kiest 2 leden voor het Parlement, doch de steden benoemen er 6.
De evenzoo genoemde hoofdstad, de derde stad van Ierland, is de zetel van een R. Katholieken en Anglicaanschen bisschop en ligt aan den spoorweg op een eiland in de Lee, niet ver van hare haven (Cork-harbour), welke diep en ruim genoeg is, om de geheele Britsche marine op te nemen. Zij telde in 1831 ruim 107000 inwoners, maar dit aantal was in 1861 tot ruim 78000 gedaald. Negen meestal sierlijke bruggen verbinden de stad met de voorsteden op de oevers der rivier. Men vindt er zoowel fraaije, ruime als morsige en enge straten, 22 kerken, 8 kloosters, onderscheidene inrigtingen van weldadigheid, het Queens-Collége, eene geneeskundige school, het CorkInstitution met eene boekerij, eene sterrewacht, een muséum, eenige wetenschappelijke vereenigingen, 2 schouwburgen, een circus enz. De nijverheid levert er glas, messen, lederen handschoenen, zeep, brandewijn, bier enz.
De handel is er wel is waar afgenomen, maar nog altijd aanzienlijk. De Britsche marine wordt er voor een groot deel van levensmiddelen voorzien, en vele koopvaardijschepen desgelijks. — Men vermeldt, dat deze stad gesticht is in de 6de eeuw. In de 9de eeuw vestigden er zich de Denen en bleven er tot in de 11de. In 1170 stapten de Engelschen er aan land, om zich van Ierland meester te maken, en de stad verzette zich later bij herhaling tegen de Engelsche heerschappij. Zij ondersteunde in de dagen van Hendrik VII den kroonpretendent Warwick, was onder de regéring van Elizabeth het tooneel van onrustige bewegingen, wilde Jacobus I niet erkennen, bood bijstand aan Jacobus II tegen Willem III, en werd in 1690 door Marlborough ingenomen.