Conz (Karl Philipp), een verdienstelijk Duitsch vertaler en dichter, geboren te Lorch in Würtemberg den 28sten October 1762, studeerde te Tübingen, werd er in 1789 repetitor in de godgeleerdheid aan het Seminarium, bekleedde voorts eenige kerkelijke bedieningen en werd eindelijk hoogleeraar in de Oude letterkunde te Tübingen (1804), alwaar hij den 20sten Junij 1827 overleed. Hij schreef het drama „Konradin von Schwaben (1783)”, en het leerdicht „Moses Mendelssohn, der Weise und der Mensch (1787)”, — vooral echter vonden zijne liederen, in 1806 en 1818 in 2 dln in het licht verschenen, grooten bijval. Ook behooren „Analekten oder Blumen, Phantasien und Gemälde aus Griechenland (1793)”, en „Biblische Gemälde und Gedichte (1818)”, tot zijne dichterlijke werken.
Van zijne prozaïsche geschritten vermelden wij: „Schicksale der Seelenwanderungshypothese (1791)”, — „Abhandlungen für die Geschichte und das Eigenthümliche der späteren stoischen Philosophie (1794)”, — en „Kleine prozaïsche schriften (1821—1822)”. Eindelijk heeft hij fraaije vertalingen geleverd van treurspelen van Aeschylus, van blijspelen van Aristóphanes, en van liederen van Anacréon.