Comanchen of Camanchen is de naam van een woesten Indianenstam, die in NoordAmerika het meest westelijk gedeelte der westelijke prairieën bewoont en van hier zuidwaarts zijne jagt- en strooptogten uitstrekt over de vlakten van Mexico en Texas. Volgens hunne overleveringen zijn zij afkomstig uit Mexico en behooren vermoedelijk tot het roofzuchtig geslacht der Apachen. Omstreeks 20 jaar geleden schatte men het aantal der Comanchen op 20000; de mannen en vrouwen zijn ongemeen ervaren in het paardrijden en in het gebruik van den lasso — een langen lederen vangriem, — en zij beschilderen hun ligchaam, terwijl zij de oogharen en wenkbraauwen uittrekken. Het kenteeken van den stam is een roode kring om de oogen.
Zij dragen het haar gescheiden in 2 vlechten en kleeden zich in buffelhuiden of in rood of blaauw laken, — voorts met een gordel en met fraai versierde schoenen. Ook hunne tenten zijn van buffelhuiden vervaardigd, en tot hunne wapens behooren een lang geweer, boog en pijlen, eene lans en een mes. De vrouwen zijn klein van gestalte en zeer bedreven in het borduren. De Comanchen zijn in een aantal kleinere stammen verdeeld, die in vrede door gekozene opperhoofden worden bestuurd, terwijl het krijgsgezag erfelijk is. Zij vereeren een goed en een boos wezen; van het eerste is de zon het zinnebeeld, en hunne priesters zijn ongehuwd.