Colterman (Hans of Jan), een burger van Haarlem, werd in 1568 met verbeurdverklaring zijner goederen in ballingschap verwezen, omdat hij als aanhanger der nieuwe leer een onderkomen verschaft had aan zekeren Jacob Gerrits, een van de stichters der Hervormde gemeente aldaar. Hij begaf zich naar Norden in Oost-Friesland en verkreeg aldaar van den prins van Oranje den last, om Haarlem in opstand te brengen. Op zijn togt derwaarts kwam hij eerst te Enkhuizen en hij werkte er niet weinig mede, om deze stad de partij der onafhankelijkheid te doen kiezen. Daarna bragt hij den 3den Julij 1572 Haarlem door verdrag aan ’s Prinsen zijde, en hij behield haar door zijne waakzaamheid, toen het Bossu in dezelfde maand bijna gelukt was, haar door verraad te veroveren.
Immers toen hij den 20sten Julij met al de wethouders bij den Spaanschgezinden schout Adriaan Janszoon van Dort te gast was, kwam de stadsbode des avonds te 10 uur berigten, dat zich een edelman vóór de poort bevond en wenschte binnengelaten te worden. Een der burgemeesters gaf toen aan den bode verlof, om de sleutels van het stadhuis te halen en de poort te openen. De wakkere Colterman ging echter ongevraagd mede en vond niet alleen de Spaarnwouder poort door slechts één man bezet, maar de Schalkwijker poort zelfs open en de ophaalbrug neergelaten. Tevens zag hij in de verte reeds benden vijandelijk krijgsvolk naderen, zoodat hij ijlings de bewoners der nabijzijnde huizen wakker riep, alarm maakte en met anderen zorgde, dat de brug opgehaald en de poort gesloten werd. Op die wijze redde hij Haarlem van eene verraderlijke overrompeling. De verdere lotgevallen van Colterman zijn onbekend.