Chromium of chroom is eene enkelvoudige stof, tot de metalen behoorende en aangeduid door het scheikundig teeken Cr. Het onderscheidt zich door de fraaije kleuren zijner verbindingen en werd in 1797 door Vauquelin in eene Sibérische looderts ontdekt, welke na dien tijd den naam heeft gedragen van chroomzuur lood. De meest verspreide chroom-erts is de chroom-ijzersteen, eene verbinding van ijzer-oxydule en chroom-oxyde; zeldzamer vindt men chroomzure verbindingen in rood-kopererts, melanochroïet en Vauqueliniet. In zeer kleine hoeveelheden is het chromium aanwezig in eenige groene (smaragd, serpentijn, straalsteen) en roode (pyroop, spinèl, kunstmatigen robijn) delfstoffen, terwijl men het tevens aantreft in boon-ertsen en meteoorsteenen.
Inmiddels wordt alleen uit chroom-ijzersteen rood, zuur chroomzuur kalium fabriekmatig verkregen, en dit is voor den scheikundige de bron van alle overige chroomverbindingen. Om metallisch chromium te winnen, bedient men zich van chroom-oxyde of chroom-chloride. Men verkrijgt het uit het eerste door het in een kroes met kool te vermengen en daarna in een glasblazers-oven aan de felste gloeihitte bloot te stellen, waarna het zich in de gedaante van eene poreuse massa vertoont. Het komt uit de chloorverbinding door deze te ontleden met kalium, waarna het den vorm heeft van een donkergrijs poeder, of met een galvanischen stroom, die het in metaal-achtige blaadjes doet achterblijven.
Volgens Wöhler geschiedt de voordeeligste reductie van chroom-chloride door zink, en verkrijgt men het metaal in kleine, maar zeer duidelijke kristallen, wanneer men paars chroomchloride met chloor-kalium, chloor-natrium en zink laat smelten. Het chromium is tinwit, broos, moeijelijk smeltbaar, heeft een soortelijk gewigt van 7,3, wordt in zuiveren toestand niet aangetrokken door den magneet, en geleidt de electrische vloeistof. Het is tegen dampkringslucht en water beter bestand dan ijzer. In de lucht verbrandt chromium-poeder tot chroom-oxyde, en met salpeter gesmolten levert het chroomzuur kalium.
Zoutzuur en zwavelzuur hebben op chromium eene trage werking, maar lossen het eindelijk op tot oxydule-zouten. Door salpeter-zuur, zelfs in kokenden toestand, wordt het niet aangetast, maar in een gloeijenden toestand ontleedt het water, evenals ijzer doet. Met zuurstof vormt het een 5-tal verbindingen, namelijk chroom-oxydule (Cr O), chroom-oxyde (Cr2 03), chroomoxydule-oxyde (Cr O, Cr2 03), chroomsuperoxyde (Cr 02), en chroomzuur anhydride (Cr 03). Met stikstof, zwavel, phosphorus, chloor, fluoor en cyan verbindt het zich desgelijks. Zijne verbindingen komen in het fabriekwezen veel te pas, bijvoorbeeld het chroom-oxyde bij het kleuren van glas, bij het porselein- en glasschilderen, —voorts op aanzet-riemen van scheermessen en als eene onverdelgbare kleur bij het drukken van banknoten, terwijl het als hydraat op zich zelf of in verbinding met boorzuur en phosphorzuur eene fraaije groene kleurstof oplevert.
De chroom-chloride, eene glimmerachtige massa, zou men kunnen gebruiken bij het vervaardigen van gekleurd papier. Chroomzuur kalium (kalium-chromaat), zoowel het gele als het roode, worden niet alleen aangewend tot het bereiden van chromaatgeel (loodchromaat) en chromaatrood, maar ook als bijtmiddel voor Turksch rood enz., alsmede tot het maken van ontvlambare massa’s, voor strijkzwaveltjes. Groote hoeveelheden kalium-chromaat bezigt men bij het bereiden van kleurstoffen met teer, bijvoorbeeld van aniline-violet, aniline-groen enz. Eindelijk heeft men chroomzuur-kalium met goed gevolg aangewend tot het bereiden van chloor, tot ontfoeseling van brandewijn en tot zuivering van hout-azijn.