Cherbourg, eene oorlogs- en handelshaven en eene arrondissementshoofdstad in het Fransche departement La Manche, ligt aan den mond der Divette, op den achtergrond van eene cirkelvormige bogt, door het schiereiland Cotentin gevormd, en door een spoorweg ter lengte van 46½, geogr. mijl met Parijs verbonden.
De afstand van het Engelsche Portsmouth bedraagt er slechts 18 geogr. mijl. De stad is ouderwetsch; zij telt een aantal inrigtingen van onderwijs, waaronder een collége en eene hydrographische school, eene boekerij en wetenschappelijke verzamelingen, hospitalen en tuighuizen en omstreeks 42.000 inwoners. De nijverheid strekt er zich vooral uit tot werkzaamheden, die in de tuighuizen en aan de scheepstimmerwerven worden verrigt, — voorts tot katoenspinnerij, kousenweverij, het vervaardigen van chemische stoffen, kabeljaauwvangst enz.
Er is een belangrijke handel op Engeland, en de handelshaven, aan den mond der Divette gelegen, kan 240 schepen bevatten. Vooral echter vindt men te Cherbourg eene prachtige en op indrukwekkende wijze versterkte oorlogshaven, die voor een bedrag van nagenoeg 100 millioen gulden eene voortreffelijke inrigting heeft ontvangen. Napoleon I heeft daarmede een aanvang gemaakt en zijn plan is onder de volgende regéringen voortgezet, doch eerst onder zijn neef voltooid.
Thans zijn te Cherbourg 3 bassins, door de noodige doks en werkplaatsen omgeven en eene veilige plaats opleverend voor 60 linie-schepen benevens een groot aantal kleinere vaartuigen. Het tuighuis heeft er een verbazenden omvang, en het geheel is van alle kanten, met uitzondering van de naar de zee gekeerde zijde, door veelhoekige vestingwerken omgeven, wier uiterste punten, de forten Homet en Point de Flamands, de reede en den ingang der haven bestrijken. Voorts ziet men daarbuiten nog eene reeks van forten en redoutes, die eene verdedigingslijn vormen.
Intusschen is de dam of breekwater in zee het belangrijkste verdedigingswerk van de reede en van de haven. Dat reuzenwerk, hetwelk van 1784 tot 1853 bijna 77 millioen francs heeft gekost, draagt 3 forten, die met zwaar geschut gewapend zijn. De oostelijke en westelijke toegang tot de reede worden daarenboven door nog anderen forten verdedigd, en er verheffen zich 6 vuurtorens.
Cherbourg was in de middeleeuwen enkel een hecht kasteel, Carusburg genaamd, en komt in 1066 het eerst voor in de geschiedenis. Met het overige Normandië was het in de middeleeuwen in het bezit van Engeland en strekte meermalen tot verblijf aan Hendrik II en zijne gemalin Leonore. Koning Philippus Augustus van Frankrijk schonk aan de havenplaats Cherbourg het regt van handel op Ierland. In 1298 werd het door de Franschen veroverd, in 1346 door de Engelschen geplunderd, in 1378 door Karel II van Frankrijk met geheel Cotentin aan Engeland en in 1404 door Engeland aan Karel III van Frankrijk en door dezen als particulier bezitter aan het rijk afgestaan.
In de 14de en 15de eeuw was het de gewone landingsplaats der Engelschen en werd door deze en door de Franschen meermalen belegerd, doch viel in 1450 voor goed in handen der Franschen. Door verschillende Fransche koningen werd het versterkt, en Lodewijk XIV beijverde zich, om deze plaats, onder het toezigt van Vauban tot eene oorlogshaven van den eersten rang te verheffen. In 1758 landden er de Engelschen onder bevel van Howe, waarna de vestingwerken vernield en de stad geplunderd werden. In 1814 stapte er de hertog van Berri aan wal, en in 1830 scheepte Karel X er zich in naar Engeland.