Cephalonia, ook Cefalonia en Cephallenia geheeten, is het grootste en na Corfu het belangrijkste der Ionische eilanden. Het ligt tegenover de Golf van Patras, ten zuiden van Santa Maura en ten noorden van Zante, eene oppervlakte beslaande van 16 □ geogr. mijlen. Het is in zuidoostelijke rigting doorsneden van den Monte Nero, wiens hoogste top — de Oros-ainos — 1700 Ned. el hoog en eenige maanden van het jaar onder sneeuw bedolven is, terwijl het uiteinde — het voorgebergte Capri — met bosch is bedekt. Dat gebergte geeft nu en dan eenige ruwheid aan het klimaat, hetwelk voor ’t overige zeer zacht is.
Van de talrijke baaijen zijn die van Argostoli, Samos en Asso de grootste. Rivieren zijn er niet, maar zeer goede waterbronnen. De bodem is er ongemeen vruchtbaar, dewijl de teelgrond er op eene warme kalklaag rust, en de nijvere inwoners hebben dan ook ieder genaakbaar plekje bebouwd. Men wint er veel olie en wijn,en niet veel graan, doch het voornaamste uitvoer-artikel vormen er de krenten. Daarenboven groeijen er mastik-, aloë- en mannaplanten.
De inwoners, wier aantal ongeveer 75000 bedraagt, zijn meerendeels Grieken en onderscheiden zich zoowel door hunne dapperheid en hun ondernemingsgeest, als door hunne wraak- en roofzucht. De mannen zijn uitmuntende zeelieden en soldaten, —voorts begeven zich velen van hen in den oogsttijd naar Moréa, vanwaar zij graan en andere levensmiddelen medebrengen. De vrouwen bewerken den akker en vervaardigen potten en oliekruiken, alsmede katoenen stoffen en tapijten van geitenhaar. De hoofdstad is Argostoli, aan de baai van dien naam gelegen, op wier kust zich desgelijks Lixoeri en de vesting Asso verheffen; in de voorlaatste stad is de zetel van den R. Katholieken bisschop van Cephalonia en Zante, en in laatstgemelde die van den Griekschen aartsbisschop. Men heeft er onderscheidene versterkte kloosters.
Uit den bloeitijd des eilands in de dagen der Oudheid is, behalve eenige muren, niets overgebleven; zelfs de beroemde tempel van Zeus Ainios op den Monte Nero is spoorloos verdwenen. Alleen enkele namen van voorheen herinneren er den reiziger aan den ouden tijd. Aan de oostkust lagen er weleer de steden Proni en Nesus; niet ver van daar verhief zich de Romeinsche kolonie Petulia, en aan het uiteinde der baai, waar zich thans eenige armzalige hutten bevinden, lag eens het luisterrijk Same. Bij Argostoli vindt men de bouwvallen van Cranii, en bij Lixoeri die van Pale.
Het hedendaagsche Cephalonia, bij Homerus onder de namen Same of Samos bekend, heette weleer ook Epirus Melaina (Zwarte Epirus), en later Cephallenia. Men zegt, dat het dien naam ontvangen heeft van Cephalus, die na het vermoorden zijner gemalin derwaarts vlugtte en van de inwoners het opperbevel over het eiland ontving. Reeds Homerus noemt de ingezetenen Cephallenen en geeft hun Odusseus (Ulysses) tot gebieder. De belangrijkste steden van dien tijd hebben wij reeds genoemd. Gedurende den Peloponnésischen oorlog onderwierpen zij zich aan de Atheners, en later aan de Romeinen. Strabo noemt Cephalonia eene wijkplaats van Romeinsche ballingen, en latere schrijvers beschouwen het als een deel der provincie Epirus.
Bij de scheuring van het Romeinsche rijk bleef het bij het oostelijk gedeelte, doch verklaarde zich vervolgens onafhankelijk en stond geruimen tijd onder het bewind der vorsten van Achaja. In 1224 werd het door Gajo, den toenmaligen gebieder, aan Venetië geschonken, doch in 1479 door de Turken veroverd, waarna men de inwoners naar Constantinopel bragt. Tegen de bepalingen van het vredes-verdrag verdreef een Venetiaansch edelman, Antonio genaamd, de Turken en bevrijdde het eiland van zijne onderdrukkers, doch de Venetianen straften die trouweloosheid door 4 schepen derwaarts te zenden met krijgslieden, die zich van Cephalonia meester maakten en het wederom in handen leverden van de Turken. In 1499 nam eene Spaansch-Venetiaansche vloot op nieuw het eiland in bezit, en toen de eilanders in 1571 door de Turken werden geplunderd, bouwde men in 1595 de vesting Asso. — Vreeselijke aardbevingen teisterden Cephalonia in 1766 en 1767. De welvaart kwijnde er tegelijk met die der Venetiaansche Republiek, en toen in 1797 Venetië bezweek voor de magt van Oostenrijk, werd Cephalonia eerst door de Franschen en vervolgens door de Russen veroverd. In 1807 werd het een deel der Ionische Republiek, twee jaar later door de Engelschen bezet, in 1814 onder Britsche hoede gesteld, en eenige jaren geleden aan Griekenland teruggegeven (1863).