Cent, het honderdste deel van een gulden, is afkomstig van het Latijnsche woord centum, dat honderd beteekent en door de letter C wordt aangeduid.
Volgens de oud-Germaansche regtsbedeeling was het land verdeeld in gauen of gewesten (in ’t Friesch goën, vandaar Ooster- en Westergo), en deze weder in arrondissementen, van welke ieder aanvankelijk 100 vrije huisgezinnen telde, zoodat het den naam van centena of hundreda ontving. Later werd het bij verkorting cent en de daarover gestelde graaf centgraaf geheeten. Deze beregtte de kleine zaken, terwijl overtredingen van meer belang geoordeeld werden door den gau- of go-graaf, die als vertegenwoordiger van den koning handelde.
