Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Canitz und Dallwitz

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Karl, vrijheer von Canitz und Dallwitz, een Pruissisch generaal. Hij werd geboren in 1787, studeerde te Marburg in de regten, trad vervolgens in dienst en woonde de veldtogten bij in 1806 en 1807. In 1812 werd hij geplaatst bij den generalen staf van York, maar voegde zich weldra bij het Russische leger, en trok voorts onder generaal Tettenborn van Berlijn naar Hamburg, om Noord-Duitschland onder de wapens te brengen, terwijl hij vervolgens aan de veldtogten deelnam tot aan den tweeden vrede van Parijs. Toen was hij tot majoor bevorderd, werd in 1821 adjudant van prins Wilhelm, broeder des Konings, en tevens leeraar in de krijgsgeschiedenis aan de militaire school te Berlijn. In 1828 aanvaardde hij eene zending naar Constantinopel, vanwaar hij in 1829 terugkeerde. Hij werd daarna kolonel van een regiment huzaren te Dantzig en woonde als Pruissisch afgevaardigde naar het hoofdkwartier van den veldmaarschalk Diebitsch den Russisch-Poolschen veldtogt bij (1831). In 1833 zag hij zich benoemd tot generaal, voorts tot gezant te Hannover en te Weenen en in 1846 tot minister van Buitenlandsche Zaken te Berlijn. In Maart

1848 nam hij met de overige leden van het ministérie Bodelschwing zijn ontslag, werd in 1849 door het ministérie Brandenburg met een bijzonderen last naar Weenen gezonden, en overleed te Berlijn den 25sten April 1850. Hij schreef „Nachrichten und Betrachtungen über die Thaten und Schicksale der Reiterei in der neuern Zeit (1823, 2 dln)”, en men houdt hem ook voor den vervaardiger van „Betrachtungen eines Laien über das Leben Jesu von Strausz (1837)”.

Rudolf Friedrich, vrijheer von Canitz und Dallwitz, lid der Pruissische Tweede Kamer en een neef van den voorgaande. Hij werd geboren in Silézië den 24sten Februarij 1809, bezocht de scholen te Hannover en te Cassel, werd daarna cadet te Berlijn en zag zich vervolgens geplaatst bij een reserve-regiment der garde. In 1829 bezocht hij de Koninklijke militaire school, legde zich ijverig toe op de wiskunde, was daarna werkzaam bij het topographisch bureau en nam in 1842 zijn ontslag, waarna hij zich op zijne goederen in Silézië vestigde. In 1849 afgevaardigd naar de Tweede Kamer, nam hij er plaats aan de constitutionele linkerzijde. Hij hield er eene bittere rede tegen het erfelijk pairschap, waardoor hij zich het ongenoegen van den adel op den hals haalde.

< >