Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Campen

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Jan van Campen, een Nederlandsch geleerde, geboren te Kampen omstreeks het jaar 1490. Hij ontving vermoedelijk onderwijs in de Oude talen van Alexander Hegius te Deventer, oefende zich vooral in het Hebreeuwsch en gaf vervolgens te Leuven les in deze taal, zoodat hij hier, na eene reis door Duitschland, tot hoogleeraar in het Hebreeuwsch werd aangesteld.

Hij nam die betrekking waar tot 1531, toen hij zich weder op reis begaf, eerst naar Italië, waar hij te Venetië 2 jaar vertoefde, toen naar Polen en vervolgens naar Rome, waar hij met groote onderscheiding ontvangen en met kerkelijke bedieningen begiftigd werd. Op zijne terugreis naar Leuven werd hij echter te Freiburg in Breisgau op den 7den September 1538 door de pest weggerukt.

Hij schreef onder anderen „De natura litterarum et punctorum Hebraicorum aliisque ad exactum grammaticen necessariis, ex variis Eliae Levitae opusculis libellus (1520)”.

Jacob van Campen, ook Coomans en Jacob Jansz. geheeten. Deze, geboren te IJsselmuiden, was een der aanhangers van den wederdooper Jan Beukelsz. te Leiden en werd door dezen aangesteld tot bisschop van Amsterdam. Hij hield hier vergaderingen, doch schijnt afkeerig te zijn geweest van alle oproer.

Toen echter zijne geloofsgenooten, door dweepzucht vervoerd, naakt door de stad liepen en er sprake kwam van een toeleg, om de stad te overrompelen, beschouwde men van Campen als den aanvoerder en wendde langen tijd vruchtelooze pogingen aan, om hem in handen te krijgen, totdat eindelijk zijne schuilplaats onder de turf ontdekt werd.

Hij bekende, dat hij herdoopt was en ook anderen herdoopt had, doch hield staande, dat hij geenerlei deel had aan een verraderlijken aanslag tegen de stad. Niettemin werd hij den 10den Julij 1535 gevonnisd en op eene gruwzame wijze ter dood gebragt.

Jacob van Campen, een beroemd Nederlandsch bouwkundige, geboren te Amersfoort. Hij legde zich aanvankelijk toe op de schilderkunst, volbragt eene reis naar Italië, en schijnt zich aldaar voornamelijk tot de schoone bouwkunst te hebben bepaald.

In het Vaderland teruggekeerd, vestigde hij zich omstreeks het jaar 1628 te Haarlem, en menig gebouw geeft thans nog getuigenis van zijne groote bekwaamheid, zooals het Mauritshuis (thans liet Muséum) te ’s Hage, het Trippenhuis (thans het Rijks-muséum) te Amsterdam, het voormalig huis te Rijswijk, de praalgraven van Tromp en van Galen, en vooral het Raadhuis (thans het Koninklijk paleis) te Amsterdam, hetwelk door bevoegde beoordeelaars steeds een meesterstuk van bouwkunst is genoemd.

Slechts 2 jaar overleefde hij de voltooijng van dat werk, daar hij den 13den September 1657 op zijne buitenplaats Randenbroek bij Amersfoort overleed en in laatstgenoemde stad in de Groote Kerk begraven werd, waar zijne vrienden een keurig gedenkteeken ter zijner eer hebben doen verrijzen.

Pieter van Campen, een Nederlandsch wisen werktuigkundige. Hij werd geboren te Leiden den llden October 1750, was onderwijzer in de wis-, landmeet-, aardrijks- en zeevaartkunde aldaar, behoorde tot de oprigters van het thans nog bloeijend genootschap „Mathesis Scientiarum Genetrix” en schreef onderscheidene werken, zooals „Grondbeginselen der bouwkundige rekenkunde (1780)”, „Gronden der rekenkunde (1801, 2 dln)”, „Grondbeginselen der algebra of stelkunst (bij herhaling uitgegeven)”, „Gronden der werktuigkunde (1803, 2 dln)” enz. Ook vervaardigde hij gedichten, en overleed te Spaarndam den 7den Februarij 1820.