Bremsen (Tabanidae) is de naam van groote, leelijke vliegen met een plat, breed ligchaam en groote, groene oogen, die bij de mannetjes gewoonlijk op het voorhoofd onmiddellijk naast elkaâr gelegen zijn, met korte, aan het benedeneinde bij elkaâr staande voelhorens, een korten, dikken, vooruitstekenden snuit met vier sterke stekels, en met lange, smalle, sterke vleugels.
Zij zijn eene plaag voor menschen en vee, en vooral de wijfjes kunnen zeer gevoelig steken. De mannetjes zweven met scherp gegons langs de zonnige zoomen der wouden, of dansen in de lucht in talrijke zwermen, even als de muggen, om de wijfjes te lokken. Zij voeden zich bij voorkeur met het bloed der zoogdieren, maar ook met zoete plantensappen, en men zoekt ze af te weren met vliegennetten, takken, inwrijving met tabaksnat, petroleum enz. De eijeren worden in den bodem gelegd. De larven zijn langwerpig; zij hebben een spitsen kop en vliezige wratten in plaats van voeten; de poppen zijn rolrond.
Tot de eigenlijke bremsen (Tabani) behooren de runderbremsen of paardevliegen (T. bovinus, fig. 1 en 2), de kleine herfstbremsen (T. autumnalis) en de gele bremsen (T. fulvus). Voorts heeft men de blindbremsen (Chrysops) met prachtige, vurige oogen, en de regenbremsen (Haematopota) met bruin-gemarmerde vleugels, die het vee door felle steken dol maken, zoodat het zich in het slijk gaat wentelen. Dikwijls worden de bremsen met de horzels (Oestrus) verward, schoon deze er aanmerkelijk van verschillen.