Onder dezen naam vermelden wij:
Eduard von Bonin, een Pruissisch generaal. Hij werd geboren den 7den' Maart 1793 te Stolpe in Pommeren, trad in dienst in 1806, woonde den veldtogt in Saksen bij en werd nog in laatstgenoemd jaar door de Franschen gevangen genomen. Op zijn woord van eer ontslagen, keerde hij naar zijne garnizoensplaats Prenzlau terug en bezocht er het gymnasium. In 1809 kwam hij weder in dienst, werd spoedig bevorderd, verwierf in 1814 bij Lützen het IJzeren Kruis der 2de klasse, streed bij Bautzen, Dresden, Kulm, Leipzig, Troyes, Arcis sur Aube en Parijs, en werd met het IJzeren Kruis 1ste klasse begiftigd. Daarna klom hij langzaam op en was in den Sleeswijk-Holsteinschen oorlog van 1848 generaal- majoor. Vervolgens werd er hem het opperbevel over de Kijkstroepen toevertrouwd, terwijl de regéring der Hertogdommen hem belastte met de taak, om aldaar het leger te organiséren. Onder het opperbevel van generaal Prittwitz voerde hij in 1849 bevel over de Sleeswijk-Holsteiners, sloeg de Denen bij Holding, maar deelde ook in de nederlaag bij Fridericia.
Na den tweeden wapenstilstand legde hij het commando neder en keerde terug naar het Pruissische leger. Weldra was hij commandant van Berlijn en in 1852 luitenant-generaal en minister van Oorlog. Hij bragt belangrijke verbeteringen in de militaire zaken, en zijne aftreding — vooral een gevolg van zijne af keerigheid van Rusland — werd als eene staatkundige gebeurtenis beschouwd. In 1856 zag hij zich belast met het commandement van het 7de legercorps en daarna met de portefeuille van Oorlog, die hij echter, wegens verschil van gevoelen omtrent de organisatie van het leger, reeds het volgende jaar nederlegde. Vervolgens verkreeg hij het bevel over het 8ste legercorps, en overleed te Coblenz in Maart 1865. Als schrijver heeft hij zich bekend gemaakt door zijne “Grundzüge für das zerstreute Gefecht.”
Friedrich Karl von Bonin, Pruissisch minister, werd geboren te Pommeren in 1798, en bekleedde na het voleindigen zijner studiën aanzienlijke ambten. Na de revolutie van 1848 beijverde hij zich om zoowel de democratische als de reactionaire uitspattingen in Pommeren te breidelen, en werd in September 1848 in het ministérie Pfuel met de portefeuille van Financiën belast. Na het aftreden van genoemd kabinet keerde hij in zijne vroegere betrekking — die van opper-president — naar de provincie Saksen terug en ondersteunde er de politiek van het ministerie Brandenburg. In 1851 werd hij benoemd tot opper-president in de provincie Posen, doch, daar hij zich met de maatregelen der regering niet kon vereenigen, later van genoemde betrekking ontheven. Acht jaren later, onder het ministerie Schwerin werd hij echter met dat ambt wederom bekleed, maar de houding der regering gedurende den Poolschen opstand bezorgde hem zoo vele moeijelijkheden, dat hij zijn ontslag nam en zich met het lidmaatschap der Kamer van Afgevaardigden vergenoegde. Daar schaarde hij zich aan de zijde der oud-liberale partij en sprak er meermalen een afkeurend oordeel uit over de maatregelen van het Kabinet.
Adolf von Bonin, adjudant-generaal in Pruissische dienst en gouverneur-generaal van Lotharingen. Hij werd geboren den 11den November 1803, trad in 1821 in dienst, bezocht de militaire school en werd in 1833 als eerste luitenant tot vleugel-adjudant des Konings benoemd. Nadat hij in 1854 tot generaal-majoor en in 1858 tot luitenant-generaal en adjudant-generaal des Konings bevorderd was, verkreeg hij in 1868 het commandement over het 1ste legercorps. In 1865 werd hij generaal der infanterie, en in den Oostenrijkschen oorlog (1866) onderscheidde hij zich vooral in den strijd bij Königgratz. Na het sluiten van den vrede werd hij generaal en chef der Pruissische troepen in Saksen en gouverneur van Dresden. Hij maakte zich in deze betrekking zoo verdienstelijk, dat hij den 17den Augustus 1870 tot gouverneur-generaal van Lotharingen werd benoemd. In die betrekking zetelde hij eerst te Nancy en vervolgens te Metz en na het opheffen van dien post is hij weder dienstdoend adjudant-generaal des Konings geworden (1871).