Boers is aan de Kaap de Goede Hoop de naam van grondbezitters van Hollandsche afkomst. Men onderscheidt hen, volgens de voortbrengselen des lands, in wijn-boers, die meestal in de nabijheid der Kaapstad gevestigd en zeer bemiddeld zijn, — in graan-boers, die zich op den landbouw toeleggen, de ontgonnen gronden in den omtrek van bevolkte plaatsen bewonen en desgelijks veel welvaart genieten, — en in vee-boers, die naar de eenzame streken van het binnenland trekken en om die reden veelal ruw en onbeschaafd zijn. Zij onderscheiden zich alle, even als hunne Neder landsche voorvaderen, door taai geduld, onwrikbare volharding, onverzettelijke bedaardheid en godsdienstige regtzinnigheid.
Ook de nakomelingen der Fransche émigranten, die zich na de opheffing van het edict van Nantes derwaarts begaven, hebben dezelfde eigenschappen aangenomen. Hunne taal is in den regel de Nederlandsche, zoodat zij doorgaans het Engelsch niet verstaan. Zij kunnen lezen en schrijven en leiden een aartsvaderlijk leven. Aan hunne oude gebruiken gehecht, konden zij zich moeijelijk voegen naar de verordeningen van het Britsch bestuur, zoodat zij sedert 1835 het Kaapland in menigte verlieten en verder trokken, om aan de overzijde van de Oranjerivier een nieuwen, zelfstandigen staat te stichten (zie verder onder Kaap de Goede Hoop).