Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bloedschande

betekenis & definitie

Bloedschande in ruimeren zin beteekent de echtelijke gemeenschap tusschen personen, die in zulk eene naauwe betrekking tot elkander staan, dat een huwelijk tusschen hen niet zou kunnen gesloten worden. In engeren zin is het die gemeenschap tusschen de naaste bloedverwanten als van de op­gaande met de nederdalende regte linie, (ouders met kinderen), en tusschen de naaste zijverwanten, (broeders met zusters).

De onderscheidingen, ontleend aan het Romeinsche regt (de eerste soort heet “incestus juris civilis,” de tweede “juris gentium”), is van geen practisch belang. Zoo kende het Kanonieke regt den “incestus juris divini,” wanneer er geslachtsomgang plaats had gehad tusschen personen, in zoo naauwe betrekking tot elkander staande, dat zelfs met dispen­satie van de Kerk geen huwelijk tusschen hen tot stand zou kunnen komen, en “inces­tus juris humani,” wanneer de betrokken personen met dispensatie, die tegen betaling te bekomen was, wèl te zamen in het huwe­lijk konden treden.

Bloedschande is er, zoodra er gemeenschap plaats heeft tusschen personen, voor wie de verwantschap een beletsel is, dat zij te zamen een wettig huwelijk kunnen aangaan. Of er echtelijke zamenwoning is, of er een huwe­lijk naar den vorm schijnbaar wettig gesloten is, dan of de gemeenschap alleen eene onwet­tige is, zonder schijn of vorm van of plan op een huwelijk, — doet tot haar wezen niets af.

In de oudere regten is de bloedschande een zelfstandig, specifiek misdrijf, behoorende tot het geslacht der misdrijven tegen de zedelijk­heid, waarop in de ergste gevallen zelfs de dood als straf was gesteld, waarvoor later tuchthuis­en gevangenisstraf zijn in de plaats gekomen.

De nieuwere strafwetgevingen hebben een ander inzigt in dit soort van misdrijven, dan de oudere. Vele ongeoorloofde daden worden van het gebied van ’t regt op dat der zede­lijkheid overgebragt; dat is: vele daden, waarop de wet te voren straf stelde, wor­den straffeloos voor den wereldlijken regter; de Staat laat zooveel mogelijk de beoordeeling van het zedelijke of onzedelijke eener daad aan de individuen over: hij handhaaft alleen de zoogenaamde openbare zedelijkheid.

Er bestaan dan ook nog misdrijven tegen die zedelijkheid. De bepalingen van den Franschen Code Pénal, nog hier te lande ons wetboek, op dit terrein zijn weinig in getal, en de strafbedreigingen zijn niet zwaar.

Bloedschande als zoodanig is niet strafbaar. Voor het misdrijf van verkrachting is het eene verzwarende omstandigheid, dat de schuldige behoort tot diegenen, die eenig gezag hebben over den persoon, jegens wien het misdrijf gepleegd is; onder dezen kan natuurlijk ook een bloedverwant zijn, en kan alleen deze verwantschap soms aangonomen worden als het gezag, dat voor de verzwa­rende omstandigheid vereischt wordt. Het overgeven tot de prostitutie, of het verlei­den tot een ontuchtig leven van jonge lieden beneden de een en twintig jaren wordt zwaar­der gestraft, zoo het geschiedt door ouders, voogden of andere personen met het opzigt over hen belast, dan zoo het geschiedt door menschen die tot de slagtoffere niet in zoo­danige betrekking staan.

Verbodsbepalingen omtrent het aangaan van een wettig huwelijk tusschen personen, die elkaar door bloedverwantschap of aanhuwelijking meer of minder naauw bestaan, zijn in alle oudere en nieuwere wetgevingen te vinden. Over de reden der bepalingen zijn de geleerden ’t nog niet geheel eens. Men spreekt van ongeoorloofde, ongezonde bloedvermenging, die nadeelig werkt op de volgende geslachten; men wil ze ook verklaren uit een gevoel van achting en eer­bied, door ’t jongere geslacht aan het oudere verschuldigd, ’t geen een dergelijken band als het huwelijk tusschen die geslachten on­bestaanbaar zou maken, ’t Verbod heeft dan ook niet overal denzelfden omvang. Het Nederlandsch Burgerlijk Wetboek verbiedt het huwelijk tusschen alle personen, die elkander bestaan in de opgaande en nederdalende linie, ’t zij door wettige of door onwettige geboorte of door aanhuwelijking, en in de zijlinie tus­schen broeders en zusters, wettige of onwet­tige. Ook is het huwelijk verboden tusschen schoonbroeder en schoonzuster, wettige of onwettige, en tusschen oom of oudoom en nicht of achternicht, mitsgaders tusschen moei of oudmoei en neef of achterneef, wet­tige of onwettige.

De Koning kan, om gewigtige redenen, het verbod voor den schoon­broeder en de daarna genoemde personen door het verleenen van dispensatie opheffen. Een huwelijk, in strijd met deze bepalingen aangegaan, is een bloedschendig huwelijk: het kan op aanvraag van de daartoe in de wet aangewezen personen nietig verklaard wor­den. Kinderen uit genoemde personen, ’t zij in, ’t zij buiten huwelijk verwekt, zijn bloed­schendige kinderen. Zij behooren tot het ge­slacht der natuurlijke kinderen, in tegen­stelling met wettige; doch zij staan niet gelijk met kinderen buiten huwelijk geboren uit hen, voor wier huwelijk geen beletsel zou bestaan. De bloedschendige kinderen hebben in het oog der wet geen ouders, en dus ook geen verwanten: zij kunnen niet worden erkend, noch gewettigd; zij kunnen geen regtsvordering instellen, om te onder­zoeken, wie hun vader of moeder is; zij hebben geen aanspraak op opvoeding en onderhoud, noch op de nalatenschap hunner oudere of verwanten. Zij hebben alleen aan­spraak op het noodige levensonderhoud, door den vader of de moeder, of door beiden te zamen te verleenen overeenkomstig de be-

palingen, daarvoor desnoods door den regter te maken, die bij de regeling daarvan acht zal slaan op de gegoedheid van dengene, die met dat onderhoud wordt belast, en op het getal en de hoedanigheid der wetteljjke erfgenamen. Moet tot het uitspreken dezer verpligting, of tot het voorkomen of de ver­nietiging van een verboden huwelijk een onderzoek naar de afstamming van hen plaats hebben, die zich als bloedschendige kinde­ren zouden doen kennen, dan werkt de uit­spraak, na dat onderzoek gevallen, alléén voor dat punt, en heeft zij hoegenaamd geene ver­dere gevolgen.

< >