Gepubliceerd op 30-10-2017

zijns

betekenis & definitie

zijns - Persoonlijk voornaamwoord
1. (verouderd) genitief van hij en ie
Vader, blijf U zijns ontfermen,<br />Blijf zijn jeugdig hart beschermen (…)

zijns - Bezittelijk voornaamwoord
1. (verouderd) genitief (m) (van) zijn
Reeds als scholier nam hii afstand van het geloof zijns vaders.
2. (verouderd) genitief (n) (van) zijn
Hij ging terug naar Spanje, om daar in 1958 de grootste klap zijns levens te moeten incasseren.

Woordherkomst
zijn met het achtervoegsel -s