Gepubliceerd op 30-10-2017

zijner

betekenis & definitie

zijner - Persoonlijk voornaamwoord
1. (verouderd) genitief van hij en het
Ontferm u zijner Heere, ontferm U zijner naar Uwe groote barmhartigheid!

zijner - Bezittelijk voornaamwoord
1. (verouderd) genitief (f) (van) zijn
En wil iemand weten wat in zijn boerderij, wat in zijn huis of zijner vrouw kleerkast ontbreekt, dan kan hij niet beter doen dan naar de winkel te gaan: daar leert hij behoeften kennen waarvan hij nooit gedroomd heeft.
2. (verouderd) genitief meervoud (van) zijn
Persoonlijke accenten en beroepskleding gaven hun gebeden een vanzelfsprekendheid waar het Franse staatshoofd en de vijf eersten zijner ministers zichtbaar niet aan te pas kwamen.

Woordherkomst
zijn met het achtervoegsel -er Categorie:Genitief in het Nederlands