zijner - Persoonlijk voornaamwoord
1. (verouderd) genitief van hij en het
♢ Ontferm u zijner Heere, ontferm U zijner naar Uwe groote barmhartigheid!
zijner - Bezittelijk voornaamwoord
1. (verouderd) genitief (f) (van) zijn
♢ En wil iemand weten wat in zijn boerderij, wat in zijn huis of zijner vrouw kleerkast ontbreekt, dan kan hij niet beter doen dan naar de winkel te gaan: daar leert hij behoeften kennen waarvan hij nooit gedroomd heeft.
2. (verouderd) genitief meervoud (van) zijn
♢ Persoonlijke accenten en beroepskleding gaven hun gebeden een vanzelfsprekendheid waar het Franse staatshoofd en de vijf eersten zijner ministers zichtbaar niet aan te pas kwamen.
Woordherkomst
zijn met het achtervoegsel -er Categorie:Genitief in het Nederlands
Gepubliceerd op 30-10-2017
zijner
betekenis & definitie