zeef - Zelfstandignaamwoord
1. (gereedschap) (huishouden) een voorwerp met veel gaatjes voor het scheiden van een vloeistof of fijn poeder van de zich de daarin bevindende grotere vaste delen
♢ Heb je een zeefje voor de theeblaren?
♢ als de gaatjes in het filter zeer klein zijn, spreekt men meestal van een filter
zeef - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeven
♢ Ik zeef
2. gebiedende wijs van zeven
♢ zeef!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeven
♢ zeef je?
Gepubliceerd op 31-10-2017
zeef
betekenis & definitie