huishouden - Werkwoord
1. (pejoratief) een grote rommel of vernietiging achterlaten
tab tab1">♢ De bandieten hielden flink huis in het dorpje dat ze plotseling overvallen hadden.
2. de huishouding doen
huishouden - Zelfstandignaamwoord
1. een familie die een samenwonende economische eenheid vormt
♢ Veel huishoudens kregen het in deze crisis zwaar te verduren.
Woordherkomst
samenstelling van huis en houden