Was
v., 1. het wassen : zij doen de was zelf; dit goed verkleurt niet in de was ; er is veel goed in de was, dat gewassen moet worden; — bij iem. in de ivas zijn, door hem zijn vuil goed laten wassen ; — fig. zegsw.: elk doekje wil in de ivas komen ; 2. (wassen), linnengoed enz. dat gewassen moet worden of gewas...