Gepubliceerd op 31-10-2017

vloer

betekenis & definitie

vloer - Zelfstandignaamwoord
1. bodem van een ruimte in een gebouw

vloer - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vloeren
♢ Ik vloer
2. gebiedende wijs van vloeren
vloer!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vloeren
vloer je?

Woordherkomst
(erfwoord) via (S) #Middelnederlands|vloer en (S) fluor van (S) *flōrō, *flōrô, *flōraz (“vlak oppervlak, vloer, vlakte”), van (S) *plõro- (“vlak, effen”), van (S) *pele-, *plet-, *plāk- (“vlak, effen”).

Antoniemen
plafond