uitsteken - Werkwoord
1. (inerg) in grootte de rest voorbijstreven
♢ Die boom steekt boven de andere uit.
2. (ditr) met een scherp voorwerp stekend verwijderen
♢ Men stak hem de ogen uit.
3. (ov) uitstrekken, bijvoorbeeld van een ledemaat
♢ Als je links afslaat moet je je hand uitsteken.
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en steken(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
uitsteken
betekenis & definitie