Gepubliceerd op 31-10-2017

uitsteken

betekenis & definitie

uitsteken - Werkwoord
1. (inerg) in grootte de rest voorbijstreven
Die boom steekt boven de andere uit.
2. (ditr) met een scherp voorwerp stekend verwijderen
Men stak hem de ogen uit.
3. (ov) uitstrekken, bijvoorbeeld van een ledemaat
Als je links afslaat moet je je hand uitsteken.

Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en steken(werkwoord)