toilet - Zelfstandignaamwoord
1. een plaats waar men kan urineren en zich kan ontlasten, meestal een kleine gesloten ruimte met een toiletpot
♢ Weet u waar de toiletten zich bevinden?
2. toiletpot
♢ Hij zit net op het toilet.
3. (huishouden) persoonlijke verzorging zoals het zich netjes kleden en opmaken, m.n. van vrouwen gezegd
♢ Ze was altijd heel lang bezig met haar toilet als ze naar een feest ging.
Woordherkomst
Afkomstig van het Franse woord toilette, een verkleinvorm van toile (doek). Het begrip evolueerde van "zich kleden" tot "kleedkamer" tot "kleedkamer met voorzieningen zoals wc" tot de huidige betekenissen 1 en 2.
Synoniemen
[1], [2] wc
Gepubliceerd op 01-11-2017
toilet
betekenis & definitie