toen - Voegwoord
1. op het tijdstip dat
♢ Hij ging naar huis toen het vijf uur was.
toen - Bijwoord
1. op of na dat tijdstip
♢ Hij is toen naar huis gegaan.
2. in een vervlogen tijd
♢ Toen was dat nog heel gewoon.
Synoniemen
wanneer
[1] daarop, vervolgens
[2] destijds
Verwante begrippen
dan
Gepubliceerd op 01-11-2017
toen
betekenis & definitie