Gepubliceerd op 01-11-2017

teugel

betekenis & definitie

teugel - Zelfstandignaamwoord
1. riem of koord waarmee men een last- of rijdier besturen|bestuurt
Met een krachtige ruk aan de teugels kwam het paard tot stiltand.
2. de streek bij vogels tussen het oog en de wortel van de snavel|bovensnavel
Bij het roodborstje is ook de teugel rood.

Woordherkomst
afgeleid van het sterke werkwoord tijgen (ook: tiegen) met het achtervoegsel -el