tafel - Zelfstandignaamwoord
1. een meubelstuk bedoeld om iets op te zetten of leggen
♢ Zullen we de tafel buiten zetten? Dan kunnen we vanavond buiten eten.
2. register[1], lijst[1], tabel, rekenreeks
♢ In de lagere school leert men de tafels van vermenigvuldiging
♢ Oorspronkelijke aanwijzende tafel der grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen, benevens van derzelver inhouds-grootte, klassering en belastbaar inkomen, volgens het kadaster (Documenttitel in diverse Nederlandse archieven)
3. plat stuk materiaal, plaat[1], paneel, vlak
♢ De objecttafel is het deel van de microscoop waar het preparaat op gelegd wordt. (In deze betekenis anno 2012 nog gangbaar)
♢ Een tafelberg is een berg met een vlakke top
♢ Toen houwen|hieuw hij twee stenen tafelen, gelijk de eerste (Exodus 34:4)
4. (verouderd), schilderij, in deze betekenis afgeleid van plank, plaat. Vgl. tafereel
tafel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tafelen
♢ Ik tafel
2. gebiedende wijs van tafelen
♢ tafel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tafelen
♢ tafel je?
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: