Synoniemen zoeken
Synoniem van tafel
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
tafel
tafel - meubel dat bestaat uit een horizontaal blad en een of meer poten waarop het blad rust. Het blad van een console of consoletafel rust op één tot vier poten die onderaan bij elkaar komen. Een dis is voor een maaltijd gedekt. Voor werk in de keuken, of om aan te eten, dient de keukentafel; een brede keukentafel zonder kastjes, die de functie van een aanrecht heeft, heet een aanrechttafel. Theegerei staat op een theetafel; deze heet een theekast als er een kastje onder zit; een theemeubel is een vrij grote theekast. Onbewerkte losse planken vormen het blad van een schraag; deze rust op een onderstel van schuine poten.
Zie: meubel.
Zie: altaar; dientafeltje.
tafelgenoot
iemand die eveneens deelneemt aan een min of meer feestelijke of ceremoniële maaltijd. Een zeer formeel synoniem is disgenoot. Links van een vrouw zit haar tafelheer; rechts van een heer zit zijn tafeldame.
tafelgerei
de gezamenlijke voorwerpen waarmee en waaruit men eet, onder andere bestek en borden. Synoniem: tafelgereedschap, in België tafelgerief. Een set tafelgerei voor één persoon heet een couvert: 'de tafel was met zes couverts gedekt'.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Tafel
Tafel noemt men ieder meubel, dat dient om aan te zitten of om iets op te plaatsen. Schrijftafel, kaptafel, bloementafel. Disch wordt minder gebruikt, het is thans verouderd; alleen in enkele uitdrukkingen wordt het nog gehoord voor tafel met spijzen: beladen een welvoorziene disch. Gewestelijk hoort men het in uitdrukkingen als op den disch zijn, enz. voor leven op kosten eener instelling. Gebruikt men tafel in den zin van disch, dan wordt het lidwoord in den regel weggelaten. Aan tafel gaan, het eten op tafel brengen.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
tafel
tafel - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ta-fel
1. horizontaal blad op poten
♢ in het midden van de kamer stond een ronde tafel
1. aan tafel!
[jullie moeten komen eten]
2. we gaan aan tafel
[we gaan eten]
3. we zullen eens om de tafel gaan zitten
[overleggen hoe het probleem opgelost moet worden]
4. het ter tafel brengen
[erover gaan praten]
5. het onder tafel vegen
[het onbelangrijk vinden]
6. scheiden van tafel en bed
[apart gaan wonen terwijl je niet officieel gescheiden bent]
2. lijst van uitkomsten van regelmatige vermenigvuldiging
♢ de tafel van drie begint met: een maal drie is drie, twee maal drie is ....
Zelfstandig naamwoord: ta-fel
de tafel
de tafels
het tafeltje